Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1536

Zaaknummer

10-267A

Inhoudsindicatie

Klachten tegen advocaat wederpartij, waarvan een klachtonderdeel gegrond. Verweerster heeft wetende van de inhoud van de brief, waarin klaagster zich verweert, niettemin in de dagvaarding volstaan met de vermelding dat haar cliënten niet op de hoogte zijn van enig inhoudelijk verweer van klaagster. Enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 12 april 2011

in de zaak 10-267 A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 juli 2010 binnengekomen klacht van:

X B.V.

k l a a g s t e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r 

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 9 juli 2010, door de raad ontvangen op 12 juli 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 januari 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 8, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a) in de procedure die zij namens klaagsters wederpartij, de Stichting Gedupeerden Tomorrow Pensioenconsultants B.V. & Avéro Achmea N.V. ("de Stichting"), aanhangig heeft gemaakt de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd door te stellen dat klaagster geen inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de vordering;

b) klaagster rechtstreeks heeft aangeschreven, terwijl klaagster werd bijgestaan door een advocaat. Klaagster heeft deze handelwijze als intimiderend ervaren en voelt zich hierdoor onder druk gezet door verweerster. Ook wordt klaagster hierdoor onnodig op kosten gejaagd;

c) klaagster onnodige kosten laat maken door van haar te verlangen dat zij alle stukken overlegt in de procedure, terwijl alle stukken inmiddels al bij de kantoorgenoot van verweerster beschikbaar zijn dan wel via het I-PAS systeem kunnen worden opgevraagd;

d) de naam van haar cliënte, de Stichting, heeft bedacht dan wel haar cliënte daarover heeft geadviseerd, welke naam klaagster als zeer nadelig, schadelijk en ongunstig ervaart en derhalve onnodig grievend is.

 

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster, aldus klaagster, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3 Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Verweerster heeft namens de Stichting en een vijftal andere cliënten bij dagvaarding van 30 maart 2010 klaagster en Avéro Achmea N.V. in rechte betrokken. Onderwerp van geschil zijn o.m. de de kosten van de pensioenverzekeringsovereenkomsten, die de cliënten van verweerster met tussenkomst van klaagster hebben afgesloten bij Avéro Achmea N.V.

3.2 In de dagvaarding is onder het kopje "Verweer" het volgende opgenomen (voor zover hier relevant):

"De Werkgevers en de Stichting zijn niet op de hoogte van enig inhoudelijk verweer van Tomorrow/Achmea."

3.3 Verweerster heeft in de procedure een vordering ex art. 843a Rv ingesteld.

3.4 Verweerster heeft klaagster voorafgaand aan de dagvaarding bij brief van 17 februari 2010 rechtstreeks aangeschreven, terwijl klaagster zich in deze kwestie laat bijstaan door een advocaat. Nadat de advocaat van klaagster verweerster hierop had gewezen, heeft verweerster bij fax van 19 februari 2010 haar excuses aangeboden aan de advcocaat van klaagster. Nadien heeft verweerster uitsluitend met de advocaat van klaagster gecorrespondeerd. Ter zitting van de raad heeft verweerster ook aan klaagster haar excuses aangeboden.

3.5 Na een door klaagster tegen de Stichting aangespannen kort geding heeft de Stichting haar naam gewijzigd, in die zin dat de naam van klaagster daarin niet meer voorkomt.

4 Beoordeling van de klacht

Klachtonderdeel a)

4.1 Dit klachtonderdeel is gericht tegen het optreden van de advocaat van klaagsters wederpartij. Gelet hierop, neemt de raad tot uitgangspunt de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid vindt echter onder meer haar begrenzing hierin dat de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder dat daarmee een redelijk doel is gediend. Evenmin mag de advocaat feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen of zich bedienen van onnodig grievende mededelingen. De raad zal dit klachtonderdeel toetsen aan deze maatstaf.

4.2 Verweerster heeft in de dagvaarding vermeld dat haar cliënten niet op de hoogte zijn van "enig inhoudelijk verweer" van klaagster. Het noemen van het verweer in de dagvaarding betreft een procedureel voorschrift, dat is neergelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het is aan de door partijen geadieerde civiele rechter om te oordelen of dit voorschrift in acht is genomen. Dit laat onverlet dat de raad in dezen dient te beoordelen of verweerster met de bewuste passage in de dagvaarding feiten heeft geponeerd waarvan zij weet dat deze niet waar zijn. Naar het oordeel van de raad is dit het geval.

4.3 Klaagster heeft aangevoerd dat haar advocaat in de correspondentie voorafgaand aan de dagvaarding inhoudelijk en uitgebreid is ingegaan op de kwestie die partijen verdeeld houdt. In dat verband heeft klaagster gewezen op een brief van 16 februari 2009, die onderdeel uitmaakt van het klachtdossier, en waarin wordt ingegaan op de kosten van de pensioenverzekeringsovereenkomsten en het allocatiepercentage. Verweerster heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat partijen weliswaar over en weer allerlei stellingen hebben uitgewisseld, maar dat er geen concreet verweer is gevoerd tegen de ingestelde vordering.

4.4 Gezien de inhoud van de brief van 16 februari 2009 kan de raad verweerster hierin niet volgen. In de brief reageert de advocaat van klaagster immers op het verzoek van verweersters kantoorgenoot (van wie verweerster de behandeling van de zaak heeft overgenomen) om duidelijkheid te verschaffen over de kosten van de pensioenverzekeringsovereenkomsten, welke kosten ook centraal staan in de aanhangige procedure. De raad is van oordeel dat verweerster in het licht van die brief bekend was met verweer van klaagster. Verweerster heeft, wetende van de inhoud van de bewuste brief, niettemin in de dagvaarding volstaan met de vermelding dat haar cliënten niet op de hoogte zijn van "enig inhoudelijk verweer" van klaagster. Aldus heeft verweerster de grenzen van de vrijheid die haar als advocaat in beginsel bij de behartiging van de belangen van haar cliënten toekomt, gemeten naar de hiervoor onder 4.1 vermelde maatstaf, overschreden.

4.5 Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b)

4.6 Vaststaat dat verweerster klaagster bij brief van 17 februari 2010 rechtstreeks heeft aangeschreven, terwijl zij uit het dossier - dat zij had overgenomen van twee kantoorgenoten - had kunnen opmaken dat klaagster zich in deze kwestie laat vertegenwoordigen door een advocaat. Weliswaar heeft verweerster aldus onzorgvuldig gehandeld, maar voor het verwijt van klaagster dat verweerster met haar handelwijze heeft beoogd klaagster onder de druk te zetten of te intimideren biedt het klachtdossier geen enkel aanknopingspunt. De raad is dan ook van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Dit geldt temeer nu verweerster, nadat de advocaat van klaagster haar attendeerde op het feit dat zij zijn cliënte rechtstreeks had benaderd, haar fout direct heeft erkend en de advocaat van klaagster haar excuses heeft aangeboden. Bovendien heeft verweerster ter zitting ook haar excuses aan klaagster aangeboden.

4.7 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.8 Ook dit klachtonderdeel dient beoordeeld te worden aan de hand van de hiervoor onder 4.1 vermelde maatstaf. Naar verweerster onweersproken heeft aangevoerd was niet duidelijk wie van beide wederpartijen over welke stukken beschikte, reden waarom zij een vordering ex art. 843a Rv heeft ingesteld jegens beide wederpartijen. De raad vermag niet in te zien dat verweerster met het instellen van die vordering de grenzen van de vrijheid die haar als advocaat in beginsel bij de behartiging van de belangen van haar cliënten toekomt, gemeten naar bedoelde maatstaf, heeft overschreden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.9 Gelet op het verhandelde ter zitting kan de raad slechts concluderen dat verweerster betrokken is geweest bij de naamgeving van de Stichting. Dat verweerster de naam heeft bedacht kan de raad op basis van het klachtdossier niet vaststellen. Reeds om die reden moet dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard. Ten overvloede overweegt de raad dat indien klaagster bezwaren heeft tegen de gekozen naam van de Stichting, een civiele procedure de aangewezen weg is om daartegen op te treden. Die weg heeft klaagster inmiddels ook - met succes - bewandeld.

 

5 Maatregel

5.1 Gezien de gegrondverklaring van klachtonderdeel a) acht de raad het passend en geboden de maatregel van enkele waarschuwing op te leggen.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdelen b), c) en d) ongegrond;

- legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, B.E. van der Molen, H.B. de Regt en M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 april 2011.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 12 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van het gegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607