Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1999

Zaaknummer

11-065A

Inhoudsindicatie

 Klacht tegen eigen advocaat. Beroepsfout door laten verlopen van cassatietermijn. Klacht gegrond, zonder oplegging van maatregel. Advocaat heeft direct na ontdekken fout cliënt opgezocht en hem hierover geïnformeerd.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 13 september 2011

in de zaak 11-065A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 4 maart 2011 binnengekomen klacht van:

 

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 3 maart 2011, door de raad ontvangen op 4 maart 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 5 juli 2011 in aanwezigheid van verweerder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 8.

2. Feiten

2.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

2.2. Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure waarin klager werd vervolgd wegens verblijf als ongewenst vreemdeling. Klager  is door de politierechter veroordeeld en hem is een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. Het Gerechtshof Amsterdam heeft deze veroordeling bij arrest van 9 augustus 2010 in stand gelaten.

2.3. Klager heeft verweerder voor het verstrijken van de cassatietermijn telefonisch verzocht tegen voormeld arrest cassatie in te stellen. Verweerder heeft verzuimd cassatie in te stellen.

2.4. Nadat verweerder door de deken op de hoogte is gesteld van de (eerste) klachtbrief van klager aan de deken d.d. 29 oktober 2010, heeft verweerder klager een betaling van € 500,- aangeboden, welk aanbod klager ook heeft geaccepteerd.

3. Klacht

3.1. De klacht jegens verweerder houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, doordat hij:

a. klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak, waardoor klager niet wist wat er met hem ging gebeuren;

b. heeft verzuimd cassatie in te stellen tegen het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 9 augustus 2010;

c. heeft gelogen en "de boel heeft belazerd" en hem een betaling van € 500,- heeft voorgesteld, teneinde hem te bewegen onderhavige klacht in te trekken. 

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.

4.2. Ten aanzien van klachtonderdeel b, welk klachtonderdeel de raad als eerste zal behandelen, overweegt de raad als volgt. Voorop gesteld wordt dat een advocaat is gehouden bij de aan hem toevertrouwde zaken de grootst mogelijke zorg te betrachten. Daaronder valt in ieder geval het tijdig instellen van een rechtsmiddel, als met de cliënt is afgesproken dat een rechtsmiddel zal worden ingesteld. Verweerder heeft erkend dat hij geen cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof Amsterdam, terwijl klager hierom wel had verzocht. Door de cassatietermijn van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam ongebruikt te laten verstrijken, is verweerder in de jegens zijn cliënt te betrachten zorg ernstig tekort geschoten. Klachtonderdeel b is derhalve gegrond.

4.3. Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij pas na het ontvangen van de klachtbrief van klager d.d. 29 oktober 2010 ervan op de hoogte is geraakt dat hij ten onrechte geen cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof Amsterdam. Hij heeft toen in zijn takenlijst gezien dat hij cassatie zou instellen, maar hij kon zich toen en kan zich nog steeds niet herinneren die afspraak te hebben gemaakt. Tot het ontdekken van zijn fout heeft verweerder in de veronderstelling geleefd dat de procedure tot een einde was gekomen, als gevolg waarvan hij klager tot 29 oktober 2010 niet heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak, aldus verweerder. Met deze toelichting van verweerder is komen vast te staan dat verweerder klager in ieder geval tot 29 oktober 2010 onvoldoende heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak, wat onzorgvuldig is. Het feit dat verweerder in die periode zijn verzuim nog niet had ontdekt, maakt dit niet anders. De onwetendheid van zijn fout was immers niet verschoonbaar. Klachtonderdeel a is derhalve gegrond.

4.4. Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt. Klager heeft in de eerste plaats gesteld dat hij verweerder voorafgaand aan het verlopen van de cassatietermijn telefonisch heeft gevraagd of reeds cassatie was ingesteld, en dat verweerder heeft geantwoord dat klager rustig kon gaan slapen, omdat inmiddels cassatie was ingesteld. Verweerder heeft dit stellig betwist. Verweerder kan klager voorafgaand aan het verstrijken van de cassatietermijn niet hebben verzekerd dat cassatie was ingesteld, aangezien hij op dat moment nog geen cassatie had ingesteld en pas na 29 oktober 2010 erachter is gekomen dat hij ten onrechte geen cassatie had ingesteld, aldus verweerder. Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat verweerder klager voorafgaand aan het verstrijken van de cassatietermijn heeft verzekerd dat reeds cassatie was ingesteld. Klachtonderdeel c is ten aanzien van dit punt dus ongegrond.

4.5. Ditzelfde geldt voor het andere punt van klachtonderdeel c, te weten het verwijt dat verweerder klager € 500,- heeft aangeboden teneinde hem te bewegen zijn klacht in te trekken. Verweerder heeft zowel in zijn dupliek als ter zitting gesteld – en dit is onweersproken gebleven – dat hij klager een financiële tegemoetkoming van € 500,- heeft betaald en dat hij daarbij uitdrukkelijk heeft gemeld dat deze tegemoetkoming losstond van een eventueel in te dienen klacht. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat verweerder de € 500,- aan klager heeft aangeboden teneinde hem te bewegen zijn klacht in te trekken. Klachtonderdeel c is dus – ten aanzien van dit punt en daarmee ook in zijn geheel – ongegrond.

5. Maatregel

5.1. Klager heeft verweerder telefonisch opdracht gegeven cassatie in te stellen. Verweerder heeft dit nagelaten en heeft zijn verzuim eerst twee maanden na het verstrijken van de cassatietermijn ontdekt. Dit zijn op zichzelf ernstige tekortkomingen in de zorg voor de cliënt. Na ontdekking van zijn verzuim heeft verweerder echter geen enkele poging gedaan die tekortkomingen te verhullen. Hij heeft klager toen direct opgezocht in het huis van bewaring, hem van zijn fout op de hoogte gebracht en hem € 500,- aan schadevergoeding betaald. Tevens heeft verweerder in onderhavige klachtprocedure direct en openlijk toegegeven een fout te hebben gemaakt door niet in cassatie te gaan. In het licht van het voorgaande meent de raad dat een gegrondbevinding van de klacht zonder oplegging van een maatregel volstaat.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel c ongegrond;

- verklaart klachtonderdelen a en b gegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. H.B. de Regt, mr. B. Roodveldt en mr. S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2011.

 

voorzitter           griffier

Deze beslissing is in afschrift op 13 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.