Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-04-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1568
Zaaknummer
R. 3511/10.141
Inhoudsindicatie
Optreden van een advocaat in hoedanigheid van waarnemend deken staat als zodanig niet onder tuchtrechtelijke controle. Geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die onderbouwen dat verweerder geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 21 april 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg. Het dossier is op 2 september 2010 ontvangen door de Raad.
1.2 Bij beslissing van 27 september 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 27 september 2010.
1.3 Bij brief van 7 oktober 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.
1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.
1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 28 februari 2010. Ter zitting is klager verschenen (vergezeld van mevrouw B.). Verweerder is niet verschenen.
2. DE KLACHT EN HET VERZET
2.1 Klager verwijt verweerder dat hij zijn klacht tegen mr. M. onjuist heeft behandeld, waardoor het vertrouwen in de beroepsgroep is geschonden. Klager verwijt verweerder partijdigheid, schending van de vertrouwelijkheid en het achterwege laten van een aantal onderzoeken. Voorts is klager van mening dat de klachtenprocedure te lang heeft geduurd en dat klager onvoldoende is geïnformeerd over de procedure.
De gronden van het verzet
Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd.
3. VERWEER
3.1 Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat van
schending van vertrouwelijkheid of geheimhoudingsplicht geen sprake is
geweest. Er is ook geen aanleiding aan te nemen dat verweerder niet neutraal
was. Juist om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen is de
behandeling van de klacht door verweerder van de deken overgenomen.
Voorzover al sprake zou zijn van een aangifte tegen mr. M. dan is dat een
kwestie die buiten de klachtprocedure staat.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
4.1 Vooropgesteld wordt dat het optreden van de waarnemend deken in zijn functie niet onder tuchtrechtelijke controle staat, behoudens het uitzonderlijke geval dat de waarnemend deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen, dat hij geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken
dat verweerder zich in zijn functie als waarnemend deken aan een
handelwijze schuldig heeft gemaakt die maakt dat hem terecht
bovenomschreven verwijt kan worden gemaakt. Dat er mogelijk een brief in een
niet-gesloten envelop aan klager is gezonden is onzorgvuldig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.3 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van 22 juni 2010. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd, anders dan een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter op 22 juni 2010 heeft gegeven.
5. BESLISSING
De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. G.J. Schipper en mr. J.C. van den Dries, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2011.
griffier voorzitter