Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2268

Zaaknummer

R. 3472/10.102

Inhoudsindicatie

 Verzet ongegrond. De advocaat van de wederpartij heeft gehandeld binnen de grenzen van de vrijheid die hem in dat kader toekomt.

Uitspraak

 

R. 3472/10.102

 

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage heeft de volgende beslissing gegeven in de verzetprocedure tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van 13 juli 2010 inzake de klacht van:

                                              

                                                                                   De heer

                                                                                  wonende te [plaatsnaam]

                                                                                  klager

 

                                                                                  tegen:

 

                                                                                  mr. x

                                                                                  advocaat te [plaatsnaam]

                                                                                  verweerder

 

                                              

1. V ERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij diverse e-mail berichten van respectievelijk 28 september, 18, 19, 21 en 22 oktober 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 29 juni 2010 ontvangen door de Raad.

1.2  Bij beslissing van 13 juli 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 15 juli 2010.

1.3  Bij e-mailbericht van 28 juli 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5  Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 8 november 2010. Ter zitting is verweerder tezamen met zijn kantoorgenoot mr. W., advocaat te ’s-Gravenhage, verschenen. Klager is met schriftelijk voorbericht niet verschenen.

 

2.  DE KLACHT EN HET VERZET

Klager verwijt verweerder dat hij:

a.  misleidende brieven, althans brieven met dreigementen aan klager schrijft;

b.  een gerechtelijke procedure tracht te forceren in plaats van met klager naar een oplossing in der minne te streven, meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij niet te goeder trouw onderhandelt over de verkoop van het appartement;

c.  misbruik maakt van de psychische gesteldheid en ziekte van zijn cliënte;

d.  geen rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van klager en in het bijzonder zijn financiële belangen met voeten treedt en in strijd handelt met de gedragsregels 5 en 11;

e.  zich schuldig maakt aan amateurisme;

f.  de financiële voorstellen van klager niet overbrengt aan zijn cliënte;

g. uit is op eigen financieel gewin.

Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

 

3.  VERWEER

Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1  Verweerder betwist dat hij misleidende brieven, althans brieven met dreigementen aan het adres van klager zou hebben gezonden.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2  Verweerder betwist dat hij een gerechtelijke procedure forceert c.q. niet te goeder trouw onderhandelt over de verkoop van het appartement. Verweerder heeft gesteld dat partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming konden komen, zodat hem niets anders restte dat het voeren van een procedure voor zijn cliënte.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3   Verweerder betwist dat hij misbruik zou maken van de psychische gesteldheid en ziekte van zijn cliënte.

Ten aanzien van klachtonderdeel d t/m g

3.4  Verweerder betwist voorts dat hij geen rekening zou houden met de gerechtvaardigde belangen van klager, voorzover hij daartoe al gehouden zou zijn, dan wel dat hij de financiële belangen van klager met voeten zou treden. Verweerder betwist voorts dat hij financiële voorstellen van klager niet zou overbrengen aan zijn cliënte en uit zou zijn op eigen financieel gewin. Tenslotte betwist verweerder dat hij zich schuldig zou maken aan amateurisme.

   

4.   BEOORDELING VAN HET VERZET

Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting en het feit dat klager geen gronden voor zijn verzet heeft aangevoerd onderschrijft de Raad het oordeel van de voorzitter van 13 juli 2010 en maakt dit tot het zijne.

5.  BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. P.S. Kamminga, mr. A.J.N. van Stigt en mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 17 januari 2011.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter