Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1587

Zaaknummer

R. 3470/10.100

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient ook rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. In casu kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 17 augustus 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 23 juni 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 17 januari 2011.

Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Klager werd ter zitting bijgestaan door mr. B.E.H. Seegers, advocaat te Maastricht.

 

FEITEN

2.1 In opdracht van een cliënt van verweerder is in 1999 beslag gelegd op een onroerende zaak te Weert, welke sedert 30 augustus 1995  aan klager (economisch) in eigendom toebehoort.

2.2 Bij brief van 15 maart 1999 heeft de voormalig advocaat van klager de deurwaarder geschreven dat het beslag niet kleeft, omdat de beslaglegger geen vordering heeft op klager, maar op diens zoon. De voormalig advocaat van klager heeft de deurwaarder verzocht het beslag op te heffen, hetgeen niet is gebeurd.

2.3 Bij faxbrief van 16 juli 2009 heeft klager verweerder, voor zover in deze relevant, als volgt bericht:

  “Gezien mijn leeftijd van 71 jaar was ik van plan het pand nu te verkopen om zo mijn pensioen te kunnen aanvullen. Hiervoor is het pand indertijd dan ook in mijn bezit gebleven. Nu blijkt bij raadpleging van het kadaster dat u deze actie tot doorhaling nog steeds niet hebt uitgevoerd. Ik kan het huis dus niet verkopen en van mijn welverdiende pensioen gaan genieten. Ik verzoek u dan ook vriendelijk doch zeer dringend om het beslag op dit pand per omgaande op te heffen.”

2.4 Bij faxbrief van 27 juli 2009 heeft klager verweerder de eerst twee bladzijden van een koopovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak doen toekomen en verzocht om spoedige afhandeling van de zaak, in die zin dat het beslag zou worden opgeheven.

2.5 Bij faxbrief van 13 augustus 2009 heeft klager verweerder een herinneringsfax gestuurd.

2.6 Het beslag is in december 2009 opgeheven.

  

KLACHT

3. Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen jegens klager zoals een behoorlijk advocaat betaamt door 10 jaar geleden ten onrechte beslag te laten leggen op een klager in eigendom toebehorend pand en niet te reageren op faxbrieven, telefoontjes en e-mailberichten van klager, de advocaat van klager, de deurwaarder en het notariskantoor om het beslag op te heffen.

 

VERWEER

4. Verweerder is van mening dat hij niet klachtwaardig jegens klager heeft gehandeld. Het betrof in casu een tien jaar oude zaak waarvan het dossier zich in het externe archief bevond en waarover verweerder met zijn cliënt nader overleg moest hebben, terwijl het bovendien vakantietijd was en verweerder ten tijde van de eerste verzoeken van klager ook niet op kantoor aanwezig was. Verweerder heeft voorts gesteld dat opheffing van een beslag door middel van een voorlopige voorziening zou moeten worden bereikt en niet door het indienen van een klacht, maar dat overigens de cliënte van verweerder haar medewerking aan de opheffing heeft gegeven.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. Vooropgesteld wordt dat de hoofdtaak van een advocaat is te zorgen voor de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Hij dient echter ook rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartijen en van derden. Bovendien dient een advocaat zich in het algemeen te onthouden van een wijze van optreden die het vertrouwen in de advocatuur als zodanig schaadt. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat klager vier dagen nadat hij zijn tweede faxbrief aan verweerder heeft doen toekomen een klacht tegen verweerder heeft ingediend. Ter zitting heeft klager aangevoerd dat hij belang had bij opheffing van het beslag vanwege een koopovereenkomst die was gesloten. Klager heeft dit niet als zodanig direct aan verweerder duidelijk gemaakt en het had dan ook op de weg van klager gelegen om ter zake een kort geding procedure aanhangig te maken ten einde tot opheffing van het beslag te komen. De Raad is ondanks het vorenstaande van oordeel dat het zorgvuldiger ware geweest dat verweerder of zijn secretaresse allereerst een brief aan klager had doen toekomen met de mededeling dat verweerder met vakantie was en dat verweerder vervolgens had aangegeven dat hij overleg zou plegen met zijn cliënt over het door klager gedane verzoek tot opheffing van het beslag. De stelling van verweerder dat hij niet hoefde te reageren op verzoeken van klager acht de Raad dan ook onjuist. Gelet echter op het korte tijdsverloop waarin een en ander speelt kan niet worden vastgesteld dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dan wel nalaten van verweerder. De klacht is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

6. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 - verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, mr. E.J. van der Wilk en mw mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2011.

griffier          voorzitter