Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1796
Zaaknummer
R. 3693/11.95
Inhoudsindicatie
De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Voor wat betreft het verwijt van klager dat hij het niet eens is met de wijze waarop de advocaat de zaak van de vriendin van klager heeft behandeld is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, omdat klager niet de cliënt van de advocaat was, maar diens vriendin. Klager heeft dan ook geen rechtstreeks belang bij dit klachtonderdeel.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Het is niet aan de tuchtrechter is om een onderzoek in te stellen naar de feiten en omstandigheden van de verweten gedraging. Evenmin staat vast dat de advocaat bekend was met de gezondheidssituatie van klager ten tijde van het incident. Niet kan derhalve worden vastgesteld dat de advocaat zich heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 20 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 26 april 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
Inhoud van de klacht
2. Klager verwijt verweerster dat zij klager heeft mishandeld door hem een duw te geven toen klager samen met zijn vriendin het dossier van de vriendin van klager kwam ophalen bij het kantoor van verweerster. Verweerster heeft klager met beide handen van de trap in haar portiek geduwd, waardoor klager van de trap is gevallen. Verweerster wist dat klager rugpatiënt was. Door de val heeft klager zijn enkel licht gekneusd. Klager verwijt verweerster voorts hoe zij klager en zijn vriendin heeft behandeld, onder meer door meerdere malen te weigeren het dossier op te sturen en te weigeren uitleg te geven over de procedure die de vriendin van klager heeft verloren.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Verweerster heeft de vriendin van klager bijgestaan in een juridische kwestie.
- Op 27 april 2010 hebben klager en zijn vriendin het dossier van de vriendin van klager opgehaald bij het kantoor van verweerster.
- Op 28 april 2010 heeft klager aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling door verweerster.
Beoordeling van de klacht
4.1 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
4.2 Voor wat betreft het verwijt van klager dat hij het niet eens is met de wijze waarop verweerster de zaak van de vriendin van klager heeft behandeld is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, omdat klager niet de cliënt van verweerster was, maar diens vriendin. Klager heeft dan ook geen rechtstreeks belang bij dit klachtonderdeel.
4.3 Mede gelet op de gemotiveerde reactie van verweerster is niet komen vast te staan dat verweerster klager heeft mishandeld, althans van de trap heeft geduwd. Dat klager aangifte heeft gedaan bij de politie maakt dat niet anders. Het is niet aan de tuchtrechter is om een onderzoek in te stellen naar de feiten en omstandigheden van de verweten gedraging. Evenmin staat vast dat verweerster bekend was met de gezondheidssituatie van klager ten tijde van het incident. Niet kan derhalve worden vastgesteld dat verweerster zich heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.
4.4 Gezien het voorgaande moet de klacht als respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond worden afgewezen.
Beslissende
wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond af.
Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, op 12 mei 2011.
Plv. Voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.