Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2163

Zaaknummer

5954

Inhoudsindicatie

Verzet tegen beslissing van de voorzitter van de raad te laat ingesteld. Van belang is de datum waarop de griffie het processtuk ontvangt. Hof vernietigt beslissing van de raad en verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

         

2 september 2011

No. 5954

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 23 november 2010, onder nummer 10-121A, aan partijen toegezonden op 23 november 2010, waarbij met betrekking tot een klacht van klager tegen verweerder het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 19 april 2010 gegrond is verklaard en de klacht gegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 december 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- de pleitnotities die verweerder ter zitting van het hof heeft overgelegd.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 juli 2011, waar verweerder is verschenen.

3. De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder de behandeling van de zaak heeft neergelegd, maar wel een bedrag van € 98,-- als eigen bijdrage in rekening heeft gebracht en dat verweerder aan de opvolgend advocaat heeft gemeld 4,5 uur aan de zaak te hebben besteed zonder enige specificatie te verstrekken. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

4. De feiten

4.1. Het volgende, voor zover hier van belang, is komen vast te staan:

4.1.1. Bij beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 19 april 2010, aan partijen verzonden op 19 april 2010, is de klacht van klager tegen verweerder in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

4.1.2. Het verzetschrift van klager is bij de raad binnengekomen op 4 mei 2010.

5. De beoordeling

5.1. Verweerder heeft in zijn beroepschrift onder andere aangevoerd dat het verzet alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens termijnoverschrijding. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.

5.1.1. Ingevolge artikel 46h lid 1 Advocatenwet dient binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet te worden gedaan bij de raad. Dit voorschrift brengt mee dat het verzetschrift binnen die termijn bij de raad moet zijn ontvangen. Het verzetschrift, dat op 4 mei 2010 door de raad is ontvangen, is mitsdien te laat ingediend.

5.1.2. De raad heeft dienaangaande overwogen dat het verzetschrift weliswaar een dag na de verzettermijn ter griffie is ontvangen maar dat het verzetschrift wel vóór het einde van de termijn per post is bezorgd. De raad concludeert dat overschrijding met één dag daarom verschoonbaar is, zodat klager ontvankelijk is in zijn verzet.

5.1.3. Het hof neemt aan dat voor het woordje ‘per’ moet worden gelezen ‘ter’. Het verzetschrift kan immers niet én vóór het einde van de termijn per post ter griffie zijn bezorgd én een dag te laat aldaar zijn ontvangen.

5.1.4. Naar het oordeel van het hof levert het enkele feit dat sprake is van overschrijding van de termijn met één dag, ook als het beroepschrift vóór het verstrijken van de termijn ter post is bezorgd, geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Niet tijdige bezorging bij de raad van per post ingediende stukken komt in beginsel voor risico van de indiener.

5.1.5. Bijzondere omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de te late postbezorging een gevolg is van overmacht of andere omstandigheden die meebrengen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, zijn gesteld noch gebleken. Het enkele feit dat het verzetschrift op 27 april 2010 gedateerd is, levert niet een bijzondere omstandigheid op.

5.1.6. Het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter dient derhalve alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing waarvan beroep;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 19 april 2010 niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.C van Oven, A.D.R.M. Boumans en H.D. Cotterell, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2011.