Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-09-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2190
Zaaknummer
10-69
Inhoudsindicatie
Klacht tegen adjunct-secretaris raad van toezicht kennelijk niet-ontvankelijk omdat die klacht zag op haar handelen in het kader van het onderzoek van klagers klacht welk onderzoek / handelen geheel onder verantwoordelijkheid valt van de deken.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
10-69
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:
klager,
tegen:
verweerster in haar hoedanigheid van adjunct-secretaris van de raad van toezicht
1. Bij brief d.d. 7 juli 2010, door de raad ontvangen op 8 juli 2010, is klager tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 28 juni 2010, waarbij klagers klacht tegen verweerster als kennelijk niet-ontvankelijk is afgewezen.
2. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2011, waar alleen klager is verschenen. Verweerster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Zij heeft de raad tevoren schriftelijk laten weten niet te zullen verschijnen.
De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. J.R.O. Dantuma, H. Dulack, B.E. van der Molen en C.J.M. de Vlieger, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
3. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar alinea 2 van de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.
4. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de klacht van klager tegen verweerster kennelijk niet-ontvankelijk is. Hetgeen door klager tegen de beslissing van de voorzitter is aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Hetgeen de voorzitter in zijn beslissing heeft overwogen kan die beslissing volledig dragen.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
Het verzet is ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 19 september 2011.
griffier voorzitter
Gelet op het bepaalde in artikel 46 h lid 4 van de Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open.