Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA3294

Zaaknummer

5973

Inhoudsindicatie

Verwijt onvoldoende inspanning te hebben geleverd, ongegrond.

Uitspraak

 

         

19 september 2011

No. 5973

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 13 december 2010, onder nummer R110 2010, aan partijen toegezonden op 14 december 2010, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 januari 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

 

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- schrijven van klaagster aan het hof van 13 januari 2011

- schrijven van klaagster aan het hof van 23 januari 2011;

- schrijven van klaagster aan het hof van 29 januari 2011;

- schrijven van klaagster aan het hof van 1 februari 2011;

- schrijven van klaagster aan het hof van 4 februari 2011;

- schrijven van klaagster aan het hof, ingekomen op 10 februari 2011;

- schrijven van klaagster aan het hof , ingekomen op 15 februari 2011;

- schrijven van klaagster aan het hof van 22 februari 2011;

- schrijven van klaagster aan het hof van 23 februari 2011;

- schrijven van verweerder aan het hof van 4 maart 2011;

- schrijven van verweerder aan het hof van 30 juni 2011;

- stukken van klaagster bij de griffie van het hof binnengekomen op 30 juni 2011.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 juli 2011, waar klaagster, vergezeld van haar dochter en haar gemachtigde, en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht luidt als volgt:

- Verweerder heeft de belangen van klaagster onvoldoende behartigd op de grond van het navolgende:

- Verweerder heeft niets gedaan tegen de boosaardige zaken die de advocaat van de wederpartij heeft geschreven. Zo heeft hij deze er niet op gewezen dat de bewering dat klaagster uit de voormalige echtelijk woning goederen zou hebben meegenomen niet juist was.

- Verweerder heeft aan de gemeente niet dan wel niet tijdig informatie verstrekt in verband met de door klaagster aangevraagde bijstandsuitkering.

- Verweerder heeft voor de zitting inzake de verdeling geen stukken aan klaagster verstrekt noch vooraf iets met haar besproken.

- Verweerder arriveerde zeer kort voor de zitting.

- Verweerder heeft ter zitting geen stukken overgelegd en incorrecte informatie aan de rechtbank verstrekt.

- Verweerder heeft de originele stukken niet direct aan klaagster geretourneerd, toen zij daarom vroeg.

- Verweerder heeft geen verdere actie ondernomen inzake de indexering van de alimentatie, toen de advocaat van de wederpartij op de eerste brief niet reageerde.

- Verweerder is ten onrechte niet in actie gekomen tijdens de afwezigheid wegens zwangerschapsverlof van de advocaat van de wederpartij.

- Omdat verweerder niets voor de klaagster heeft gedaan, heeft hij geen aanspraak op betaling voor zijn declaratie.

4. De feiten

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 13 december 2010, gegeven onder nummer R110 2010.

 

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A. Minderhoud, W.K. van Duren, W.A.M. van Schendel en M.M.H.P. Houben, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2011.