Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-12-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2380

Zaaknummer

11-134

Inhoudsindicatie

De door klager gestelde prijsafspraak blijkt niet uit de feiten. Geen sprake van misleiding of verrijking ten koste van klager.

Uitspraak

11-134

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Inzake

      De heer[ ],

      wonende te[ ],

      hierna te noemen klager

      tegen

      Mr.[ ],

      advocaat te [ ],

      hierna te noemen verweerder

1. Bij brief van 8 november 2010 heeft klager om bemiddeling verzocht in verband met een met verweerder gerezen declaratiegeschil. Bij brief van 3 januari 2011 heeft klager zijn verzoek om bemiddeling omgezet in een klacht. Het onderzoek is namens de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, mr. R.J.A. Dil, verricht door M-L.A.J. Hoppenbrouwers, adjunct-secretaris. Na afronding van het onderzoek is de klacht bij brief van 1 december 2011 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. De stukken zijn binnengekomen bij de raad op 2 december 2011.

2. De klacht luidt als volgt. Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door aan klager een declaratie toe te sturen die het afgesproken bedrag van

€ 500,00, waarvoor verweerder klager advies zou geven, heeft overschreden. Voorts verwijt klager verweerder dat verweerder hem heeft misleid en dat verweerder zich ten koste van klager heeft verrijkt.

3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft daarbij verwezen naar zijn opdrachtbevestiging d.d. 10 februari 2010 waarin hij de voorwaarden waaronder de opdracht is geaccepteerd uiteen heeft gezet. Er is geen prijsafspraak in de door klager bedoelde zin gemaakt. Klager heeft een voorschot van € 500,00 voldaan, dat is verrekend met de einddeclaratie. Namens verweerder heeft verweerders secretaresse en aantal e-mails aan klager gestuurd. De door de secretaresse bestede uren zijn niet in rekening gebracht aan klager.

4. De klacht heeft de volgende achtergrond. Begin februari 2010 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in (i) een klachtprocedure in hoger beroep tegen zijn voormalig advocaat mr. [ ] en (ii) een procedure, waarin klager een leverancier van veevoer aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van door deze leverancier geleverd besmet c.q. ondeugdelijk veevoer.

Verweerder heeft het klachtdossier en het dossier tegen de leverancier van het veevoer  bestudeerd en kwam tot de conclusie dat de klacht waarschijnlijk ook in hoger beroep ongegrond zou worden verklaard en dat de aansprakelijkheidstelling van de leverancier van het veevoer waarschijnlijk niet zou leiden tot een schadevergoeding. Verweerder heeft zijn bevindingen aan klager in een e-mail bericht en in een gesprek voorgehouden. Op 31 maart 2010 heeft verweerder zijn declaratie met een specificatie van de door hem verrichte werkzaamheden aan klager gezonden.

5. De voorzitter is van oordeel dat de klacht bij voorzittersbeslissing kan worden afgedaan en beoordeelt de klacht als volgt.

6. De klacht is ontstaan naar aanleiding van de declaratie die verweerder op 31 maart 2010 aan klager zond. De door klager gestelde afspraak dat verweerder hem zou adviseren voor een (totaal-)bedrag van € 500,00 geen steun vindt in de feiten. In de opdrachtbevestiging d.d. 10 februari 2010 heeft verweerder de condities waaronder hij de opdracht heeft aanvaard, uiteengezet. Uit de opdrachtbevestiging volgt de afspraak dat een voorschot van € 500,00 zou worden betaald, welk bedrag klager enige dagen later ook daadwerkelijk heeft betaald. In een gesprek op 22 maart 2010 heeft verweerder zijn visie en advies nader uiteen gezet. Eerst nadat de einddeclaratie is verzonden en, nadat verweerder te kennen had gegeven geen heil te zien in een nadere behandeling van de door klager aan hem in behandeling gegeven zaken, heeft klager het standpunt dat verweerder hem voor een (totaal-)bedrag van € 500,00 zou adviseren, naar voren gebracht. Naar aanleiding van het protest van klager heeft verweerder uitleg gegeven over de door hem verrichte werkzaamheden en klager gewezen op de opdrachtbevestiging. 

Gelet op deze omstandigheden is de voorzitter is van oordeel dat verweerder niet onbetamelijk heeft gehandeld. Voor de gestelde misleiding of verrijking zijn voorts onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

        Voorzitter

Deze beslissing is gegeven op 20 december 2011 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 21 december 2011.