Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-03-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA3002
Zaaknummer
5935
Inhoudsindicatie
Deken behoefde een opvolgend verzoek tot aanwijzing van een advocaat niet te honoreren nu geen nieuwe omstandigheden?? waren gesteld of gebleken.
Uitspraak
21 maart 2011
No. 5935
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het beklag van
klager
tegen:
De Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden ,
de deken.
1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet
Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 12 november 2010 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Gravenhage, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 24 november 2010 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.
2. Het geding bij het hof
2.1 Het klaagschrift is op 29 november 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- antwoordmemorie van de deken;
- brief met bijlage van klager d.d. 16 januari 2011.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 17 januari 2011, waar geen van de partijen is verschenen. Het hof stelt dat vast dat uit de brief van 16 januari 2011 blijkt dat klager de oproep voor de zitting heeft ontvangen.
3. De feiten
3.1 Klager heeft de deken verzocht een advocaat aan te wijzen teneinde:
a. een zaak voort te zetten, waarin eerder mr. X.en mr. Y. als raadsman zijn aangewezen; en
b. verdere behandeling van de aansprakelijkheid van mr. Y. terzake door klager geleden en te lijden schade.
3.2 In twee eerdere beslissingen van het hof, gewezen onder de nummers 5308 (13 februari 2009) en 5660 (12 juli 2010), heeft het hof op eerdere beklagzaken betreffende dezelfde aangelegenheden als volgt overwogen:
In de zaak 5308:
“Bij brief van 7 juli 2006 heeft de (voorganger van de huidige) deken mr. X. aangewezen om klager bij te staan voor advies c.q. behandeling. Mr. X. heeft de zaak op enig moment overgedragen aan zijn kantoorgenoot mr. Y.. Een verzoek van klager van 28 april 2007 om aanwijzing van een andere advocaat omdat mr. Y. niet goed zou functioneren is door de deken bij brief van 8 mei 2007 afgewezen. Klager heeft op 8 mei 2007 een klacht tegen mr. Y. ingediend. Klager heeft zijn verzoek aan de deken om een andere advocaat toe te wijzen, nog een aantal malen zonder succes herhaald. “
en
“Het is het hof van discipline niet gebleken dat klager verkeert in een situatie dat hij geen advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen (in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat noodzakelijk is). Mr. Y. is immers nog steeds bereid klager bij te staan en heeft klager, laatstelijk in zijn email van 18 mei 2008, van advies gediend en om nadere inlichtingen gevraagd.” “Het beklag van klager zal daarom worden afgewezen.”
In de zaak 5660:
“Bij brief van 7 juli 2006 heeft een voorganger van de deken mr. X. aangewezen om klager bij te staan voor advies c.q. behandeling van geschillen die verzoeker had met de Staat der Nederlanden. Mr. X. heeft op enig moment de zaak overgedragen aan zijn kantoorgenoot mr. Y. Op 28 april 2007 heeft klager om aanwijzing van een andere advocaat gevraagd, welk verzoek door de deken is afgewezen. Klager heeft op 8 mei 2007 een klacht ingediend tegen mr. Y.. Klager heeft zijn verzoek om een andere advocaat toe te wijzen nog enige malen zonder succes herhaald.”
“Het hof leidt uit de vaststaande feiten af dat de reden dat klager zijn vertrouwen in mr. Y. heeft verloren hierin is gelegen dat mr. Y. de door klager verschafte informatie vooralsnog onvoldoende achtte om het geschil van klager met de Staat verder te vervolgen. Een vertrouwensbreuk die veroorzaakt is door onvrede van de cliënt met de visie van de aangewezen advocaat op de zaak, brengt echter niet zonder meer mee dat een andere advocaat moet worden aangewezen. Daartoe zijn bijkomende omstandigheden vereist, zoals de omstandigheid dat redelijke grond bestaat voor twijfel over de juistheid van het advies van mr. Y.. Dat is door klager niet gesteld, althans niet voldoende gemotiveerd. Niet als zodanige bijkomende omstandigheid kan gelden dat mr. Y. zich inmiddels aan de zaak heeft onttrokken. Onttrekking is immers de aangewezen stap indien de cliënt het advies van de advocaat niet wenst te aanvaarden, en werpt op zichzelf geen licht op de inhoudelijke merites van de wederzijdse standpunten.” “Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen aanleiding bestaat om thans anders te beslissen dan het hof op 13 februari 2009 heeft gedaan, zodat het beklag opnieuw zal worden afgewezen.”
4. De beoordeling
4.1 In zijn beslissing met het nummer 5660 heeft het hof ten aanzien van het verzoek onder a geoordeeld dat klager geen nadere of nieuwe omstandigheden had opgevoerd op grond waarvan het hof tot het oordeel kwam dat de deken wel tot aanwijzing van een advocaat zou moeten overgaan. Ook in de onderhavige procedure voert klager geen nieuwe feiten of omstandigheden aan.
4.2. Ten aanzien van het verzoek onder b, de aansprakelijkstelling van mr. Y., is een eerder verzoek (op 8 oktober 2009) toegewezen. Op de grond dat klager over een advocaat beschikt heeft de deken verzoekonderdeel b afgewezen. In het klaagschrift wordt tegen de afwijzing geen stelling genomen.
4.3. Het hof zal daarom het beklag van klager (wederom) ten aanzien van beide onderdelen ongegrond verklaren.
5. De beslissing
Het hof
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 12 november 2010 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. Den Hartog Jager, voorzitter, mrs. R.W. de Ruuk, Ch. M.E.M. Paulussen, A.H.A. Scholten en W.A.M. van Schendel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2011.