Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2082
Zaaknummer
11-65
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Geklaagd wordt dat de advocaat zich ten onrechte op het standpunt stelt dat klager is veroordeeld tot betaling van een geldsom. Verder wordt er geklaagd over de inbeslagname van de auto.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond. De civielrechtelijke stappen die de advocaat heeft gezet, passen binnen de grenzen van de vrijheid die de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij in acht heeft te nemen. Het vonnis van de rechtbank leverde een rechtsgeldige titel op voor het beslag.
Uitspraak
11-65
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
inzake:
[ ] wonende te [ ]
hierna te noemen klager
tegen
mr. X[ ] advocaat te [ ]
hierna te noemen verweerster
1. Bij brief van 11 januari 2010 heeft klager zich tot de Deken gewend met een klacht over het optreden van verweerster. De klacht is door mr. A.P.J.M. de Bruyn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, onderzocht. Na afronding van het onderzoek is de klacht bij brief van 8 juni 2011 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. De stukken zijn binnengekomen bij de Raad op 10 juni 2011.
2. De klacht is door de Deken als volgt samengevat.
Verweerster heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt. Klager verwijt verweerster dat zij klager ten onrechte voorhoudt dat hij door de kantonrechter is veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van € 3.388,52 te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten. Klager stelt zich op het standpunt dat uit het verstekvonnis blijkt dat hij alleen in de proceskosten is veroordeeld. Klager stelt zich daarnaast op het standpunt dat de inbeslagname van de BMW en de executoriale verkoop van dat voertuig niet rechtmatig is geweest.
3. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het verstekvonnis een titel gaf om naast de proceskosten ook de gevorderde hoofdsom te innen, omdat in het verstekvonnis staat dat de dagvaarding daarvan deel uitmaakt.
4. De klacht moet worden bezien tegen de volgende achtergrond.
Klager heeft zijn auto (een Fiat) laten repareren door garage K., voor wie verweerster optrad. Klager heeft de factuur van de garage niet betaald. Verweerster heeft klager gedagvaard tot betaling van de factuur. De kantonrechter heeft zich bij verstekvonnis d.d. 13 februari 2008 over de vordering uitgesproken. Het dictum van het vonnis luidt, voor zover hier van belang als volgt:
‘‘De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt derhalve bij verstek toegewezen, met dien verstande dat:
- de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten bovenmatig voorkomen (ingevolge rapport Voorwerk II NVVR) en worden beperkt tot EUR. 450,- (exclusief BTW);
- de BTW over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen aangezien de eisende partij deze als BTW-plichtig ondernemer kan verrekenen;
De gedaagde partij wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de eisende partij gevallen en vastgesteld op:
EUR. 78,80 wegens explootkosten inclusief eventueel verschuldigde BTW
EUR. 201,00 wegens griffierecht en
EUR. 200,00 wegens salaris gemachtigde.
Dit vonnis is uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.’’
In het vonnis wordt verwezen naar de ‘aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende dagvaarding’.
5. Op de klacht kan door de voorzitter met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet worden beslist.
Bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een wederpartij mag worden beknot tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
Tegen deze achtergrond moet worden vastgesteld dat het verweerster vrijstond om zich te stellen op het, minstgenomen zeer plausibele standpunt, dat zij innam, te weten dat de kantonrechter klager ook heeft veroordeeld tot de, in de dagvaarding (wel) genoemde hoofdsom.
Het vonnis leverde een rechtsgeldige titel om executoriale maatregelen, zoals de inbeslagname van de aan klager toebehorende BMW en de daaropvolgende verkoop, te treffen. De klacht is kennelijk ongegrond.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:
De klacht van klager tegen verweerster is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 11 juli 2011 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem en in afschrift verzonden op 11 juli 2011.
voorzitter
mr. B.P.J.A.M. van der Pol