Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2121

Zaaknummer

R. 3825/11.227

Inhoudsindicatie

De deken heeft niet in strijd gehandeld met artikel 13 Advocatenwet.

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 14 oktober 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na verwijzingsbeslissing van 16 november 2010 van de Voorzitter van de Raad is het door de wet voorgeschreven onderzoek verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht. Het dossier is op 21 oktober 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij in strijd handelt met artikel 13 Advocatenwet doordat hij in oktober 2010 wederom heeft geweigerd een andere advocaat aan te wijzen in de opvolging van mr .R., nu mr. R. zich aan de zaak heeft onttrokken. Ook weigert verweerder een advocaat aan te wijzen om mr. R. aansprakelijk te stellen. Ten slotte weigert verweerder klagers klacht tegen mr. R. op grond van de veranderde situatie opnieuw voor te leggen aan de Raad van Discipline.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Medio 2006 is mr. S. door verweerder op grond van artikel 13 Advocatenwet aangewezen als advocaat om klager bij te staan ter zake een aansprakelijkheidsstelling van de Nederlandse Staat.

- Mr. S. heeft op enig moment de behandeling van de zaak overgedragen aan zijn kantoorgenoot mr. R.

- Klager was van mening dat mr. R. jegens hem in gebreke is gebleven met de nakoming van zijn verplichtingen en aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door klager geleden schade. Een ter zake door klager tegen mr. R. bij de Raad van Discipline ingediende klacht is door de Raad ongegrond verklaard.

- Mr. R. heeft zich als advocaat van klager teruggetrokken.

- Klager heeft verschillende malen te Den Haag aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet verzocht ter opvolging van mr. R.

- De verzoeken van klager voornoemd zijn door de respectievelijke dekens afgewezen, laatstelijk bij brief van verweerder d.d. 12  november 2010.

- Klager heeft daarvan beklag gedaan bij het Hof van Discipline. Het Hof heeft achtereenvolgens op 13 februari 2009, 12 juli 2010 en 21 maart 2011 telkens het desbetreffende beklag ongegrond verklaard.

 

Beoordeling van de klacht

4.1 De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt.

4.2 Klager beklaagt zich over het optreden van de deken in het kader van de behandeling door hem van klagers verzoeken tot aanwijzing van een advocaat krachtens artikel 13 Advocatenwet. Artikel 13 lid 1 Aw bepaalt in welke gevallen een rechtszoekende zich met een verzoek tot aanwijzing van een advocaat tot de deken kan wenden. Lid 2 van dat artikel bepaalt dat de deken een verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Lid 3 geeft de mogelijkheid om de afwijzende beslissing van de deken te laten toetsen door het Hof van Discipline door bij het Hof beklag te doen.

4.3 Uit de stukken volgt dat het Hof klagers beklag tegen de beslissingen van verweerder – waaronder diens beklag op de weigering een advocaat aan te wijzen d.d. 12 november 2010 - ongegrond heeft verklaard. Nu de beslissing van verweerder reeds door het Hof van Discipline is getoetst en deze toets heeft doorstaan, kan alleen al om die reden niet vastgesteld worden dat verweerder met zijn afwijzende beslissing heeft gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt. Het Hof heeft in zijn laatste beslissing meegenomen het feit dat klager tevens aanwijzing van een advocaat heeft gevraagd om mr. R. aansprakelijk te stellen.

4.4 Het verwijt van klager dat verweerder de klacht van klager tegen mr. R. niet opnieuw wil voorleggen aan de Raad van Discipline kan evenmin slagen. Over deze klacht is reeds door de Raad onherroepelijk geoordeeld. Klager heeft weliswaar gesteld dat sprake zou zijn van een veranderde situatie, maar op geen enkele wijze blijkt of en in hoeverre dat het geval is en of dit tot de conclusie zou moeten leiden dat er ook sprake is van een nieuwe klacht.

4.5 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

  

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 2 november 2011.

 

 

Voorzitter   

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.