Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1927
Zaaknummer
11-58
Inhoudsindicatie
Anders dan in de klacht ligt besloten heeft verweerder in een faillissementsrekest jegens klaagster mogen stellen dat klaagster meerdere schulden onbetaald liet. Er is niet gebleken van serieuze protesten tegen de vordering van verweerders cliënte. Verweerder heeft de grenzen van de vrijheid die hij in zijn hoedanigheid van advocaat heeft niet overschreden. Hij heeft voldoende onderzoek gedaan naar de schuldenpositie van klaagster. Klachten kennelijk ongegrond.
Uitspraak
11-58
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:
klaagster
gevestigd te [plaats]
tegen:
verweerder
advocaat te [plaats]
1. Bij brief van 22 februari 2011 heeft klaagster zich gewend tot de deken in het arrondissement Zwolle-Lelystad met een klacht over het optreden van verweerder. Omdat verweerder advocaat is in het arrondissement Arnhem is de klacht doorgeleid naar de Arnhemse deken. Deze heeft de klacht onderzocht en bij brief van 6 juni 2011voorgelegd aan de Raad. Deze brief is op 7 juni 2011 binnengekomen.
2. Verweerder is opgetreden als advocaat bij de incasso van een vordering van Expeditiebedrijf [B] N.V. te [plaats]. Deze vordering beliep in totaal € 11.970,78 en was ontstaan ter zake van door [B] uitgevoerde vervoerswerkzaamheden, aan klaagster gefactureerd in de periode [….] 2010 tot en met [….] van datzelfde jaar.
Verweerder heeft bij de rechtbank [plaats] een faillissement rekest ingediend, maar die faillissementsaanvraag niet doorgezet. In dat faillissementsrekest staat vermeld dat klager meerdere schulden onbetaald laat en dat zij dan ook verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen. De klachtomschrijving kan worden ontleend aan de aanbiedingsbrief van de deken.
3. De klacht luidt:
Klaagster heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door:
1. In een faillissements rekest in strijd met de waarheid te stellen dat klaagster meerdere schulden onbetaald laat en deze stelling niet te onderzoeken of nader te onderbouwen;
2. ondanks inhoudelijk en schriftelijk vastgelegd protest tegen de vordering van zijn cliënte toch een faillissement aan te vragen.
4. Het verweer is dat verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij en niet de grenzen van de vrijheid die hij in die hoedanigheid heeft, heeft overschreden. Hij stelt deugdelijk onderzoek te hebben gedaan waarbij hem bleek dat er meerdere schulden waren.
5. De klacht kan met toepassing van artikel 46 h Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
6. Bij de beoordeling van de klacht is van belang dat verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof en van de Raden van Discipline dient in een dergelijk geval voorop te worden gesteld dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënten te behartigen op de wijze die hem – in overleg met zijn cliënte – passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot. Beweringen of stellingen die door die advocaat worden geopperd zijn tuchtrechtelijk slechts dan verwijtbaar indien zij onnodig grievend zijn of onwaarheid inhouden die wetens en willens, tegen beter weten in, wordt geponeerd.
7. Tegen deze achtergrond is onjuist het uitgangspunt van klaagster dat verweerder de gewraakte stelling dat klaagster meerdere schulden onbetaald liet (beter) had moeten onderzoeken of onderbouwen. Daarbij is van belang dat klaagster in haar reactie op de sommatiebrief van [….] 2011, te weten haar e-mailbericht van [….] 2011, wel stelt maar niet aantoont dat zij zou hebben geprotesteerd tegen de verschillende facturen (16) van [B] waarom het ging. Daarvan stonden er 15 op het moment dat verweerder de sommatie liet uitgaan al meer dan drie maanden open. Bij de instructie van deze zaak door de deken is evenmin gebleken van enig protest. Van belang is voorts dat verweerder navraag heeft gedaan bij verschillende deurwaarderkantoren in de omgeving van [plaats] en dat hem daarbij bleek dat klaagster "in diverse zaken als schuldenaar bekend stond ". Tegen deze achtergrond was zijn stelling in het faillissementsrekest dat klaagster meerdere schulden onbetaald laat geen stelling die hij, toen en op dat moment, gelet op het hiervoor genoemde criterium, niet had mogen betrekken. Dat wordt niet anders door het bankafschrift dat klaagster aan de deken heeft gezonden en dat zich in het klachtdossier bevindt. Daaruit blijkt niet meer of anders dan dat klaagster bij de bank over een ruime bestedingsruimte beschikte en op [….] 2011 (een aantal) betalingen (wel) heeft verricht.
Met betrekking tot het tweede verwijt overweegt de voorzitter dat volgens verweerder van enige correspondentie van klaagster met betrekking tot de openstaande facturen geen sprake is geweest terwijl klaagster ook geen brieven heeft overgelegd waaruit van gemotiveerde betwisting van de facturen zou hebben kunnen blijken.
De voorzitter is dan ook van oordeel dat beide klachten als kennelijk ongegrond dienen te worden afgewezen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:
de klacht van klaagster tegen verweerder is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 4 juli 2011 door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 4 juli 2011.
mr. B.P.J.A.M. van der Pol