Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-03-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1730
Zaaknummer
10-176
Inhoudsindicatie
Door veel te lang te wachten met de indiening van een verzoek om nihilstelling alimentatie is verweerder tekort geschoten in de jegens klaagster te betrachten zorg. Belangen van deze klaagster en die van zes anderen waren in de periode van voorjaar 2009 tot zomer 2010 bij verweerder niet in goede handen. In deze zaak en die zes andere wordt daarom aan verweerder, die zich inmiddels van het tableau heeft laten schrappen, een schorsing van 7 dagen opgelegd.
Uitspraak
10-176
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 24 november 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
klaagster
wonende [woonplaats]
tegen:
verweerder
advocaat te [plaats]
1. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van de raad van 10 januari 2011, waar verschenen is klaagster en verweerder.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. E. Bige, A.D.G. Bakker, C.J.M. de Vlieger en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.S. van den Berg als griffier.
2. De klacht ziet op het volgende. Klaagster heeft zich op [….] 2009 gewend tot verweerder met het verzoek nihilstelling van haar alimentatieplicht te vragen bij de rechtbank. Verweerder heeft daarvoor een civiele toevoeging aangevraagd en verkregen. Op [….] 2009 heeft klaagster een deurwaardersexploot ontvangen inzake verschuldigde alimentatie en zij heeft dat exploot dezelfde dag bij verweerder gebracht. Vervolgens heeft klaagster herhaaldelijk aangedrongen op actie zijdens verweerder. Nadat wat gecorrespondeerd is met de ex-echtgenoot van klaagster is op [….] 2009 afgesproken dat verweerder een verzoek tot nihilstelling zou indienen bij de rechtbank. Ook daarna volgde nog correspondentie tussen verweerder en de ex-echtgenoot van klaagster, maar klaagster ontving geen bericht over het verzoekschrift. Op [….] 2010 heeft klaagster verweerder een termijn gesteld voor het indienen van het verzoek tot nihilstelling bij de rechtbank. Toen het niet lukte om contact hierover te krijgen met verweerder, heeft klaagster haar dossier opgehaald en een andere advocaat ingeschakeld. Die had binnen een dag een conceptverzoekschrift tot nihilstelling gereed en dat is vervolgens ook binnen enkele dagen ingediend bij de rechtbank. Inmiddels was er echter door de ex-echtgenoot van klaagster loonbeslag gelegd op haar salaris.
3. Klaagster heeft zich erover beklaagd dat zij schade heeft geleden door het handelen van verweerder. Zo heeft zij niet tijdig een verzoek tot vermindering van alimentatie kunnen (laten) indienen, terwijl zij niet in staat was alimentatie te betalen. Omdat de alimentatieverplichting daardoor bleef bestaan, liep haar schuld jegens haar ex-echtgenoot op. Het uitblijven van betalingen is voor de ex-echtgenoot van klaagster aanleiding geweest beslag onder de werkgever van klaagster te leggen. Dit heeft enerzijds zijn weerslag op klaagster en haar gezin en anderzijds neemt haar werkgever dit klaagster niet in dank af.
4. Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht. Verweerder stelt dat hij gewaarschuwd heeft voor beslag op het salaris, maar erkent dat hij juist extra voortvarendheid had moeten betrachten vanwege het risico van beslaglegging. Wat betreft het niet indienen van het verzoek tot nihilstelling voert verweerder aan dat er nog gecorrespondeerd werd met de ex-echtgenoot van klaagster over een regeling.
5. De raad beoordeelt de klacht als volgt. Verweerder heeft niet met de benodigde voortvarendheid de behandeling van de zaak ter hand genomen en heeft daarom niet gehandeld, zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is dan ook gegrond. Door zo lang te wachten, heeft verweerder de zaak niet adequaat behandeld. Niet uitgesloten is dat klaagster daardoor schade heeft geleden, maar dat is in onderhavige klachtprocedure niet komen vast te staan.
6. Deze zaak werd door de raad behandeld op zijn zitting van 10 januari 2011. Op diezelfde zitting waren zes andere zaken (klachten) tegen verweerder aan de orde, waarin ook vandaag een beslissing valt. Het gaat om de zaken met de rolnummers 10-177, 10-178, 10-179, 10-180, 10-181 en 10-182. De volgorde aanhoudend van het rolnummer is deze zaak de eerste in deze serie.
7. In al deze zaken gaat het in de kern om ernstige nalatigheid van verweerder bij de behartiging van de aan hem als advocaat toevertrouwde belangen in, ruwweg, de periode van voorjaar 2009 tot en met zomer 2010. Het beeld dat oprijst uit het samenstel van die zaken, is een zorgelijk beeld. De belangen die door de cliënten waarom het in al deze zaken gaat aan verweerder waren toevertrouwd, waren bij hem niet in goede handen, werden niet goed of in elk geval niet voortvarend en attent behartigd en verweerder ontliep de vragen die zijn cliënten hem stelden. Deze zaak is in deze serie niet atypisch.
8. Zowel in het licht van deze serie als betrokken op de ernst van de zaak zelf is een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week een passende sanctie. Dat wordt ook de uitkomst van de zes andere zaken. Verweerder heeft zich met ingang van 1 januari 2011 van het tableau laten schrappen.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
1. De klacht is gegrond;
2. schorst verweerder voor zeven dagen in de uitoefening van de praktijk als advocaat;
3. bepaalt de ingangsdatum van deze schorsing nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden op de datum dat verweerder zich opnieuw laat inschrijven als advocaat.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2011.
griffier voorzitter