Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2419

Zaaknummer

R. 3840/11.242AII

Inhoudsindicatie

Niet kan worden vastgesteld dat klaagster door toedoen van de advocaat rechtstreeks in haar belang is getroffen. Aan de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet  betaamt wordt reeds daarom niet toegekomen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De voorzitter heeft de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

Uitspraak

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 28 juni 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de wet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 15 november 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klaagster verwijt verweerster dat zij een tussen haar en de cliënte van klaagster gerezen misverstand op onheuse wijze heeft afgehandeld. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij door zich te mengen in het misverstand tussen de cliënte van klaagster en haar kantoorgenoot haar vertrouwenspositie als bijzonder curator in gevaar heeft gebracht. De uitspraken zoals die door verweerster zijn gedaan worden door de cliënte van klaagster als intimiderend ervaren. Het vertrouwen in verweerster als bijzonder curator is hiermee in ernstige mate geschaad. Ten slotte had het op de weg van verweerster gelegen de gemaakte fouten te erkennen en deze niet af te schuiven op de cliënte van klaagster.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klaagster behartigt de belangen van mevrouw D. in het kader van een procedure tot vernietiging van de erkenning van de dochter van mevrouw D. door haar voormalige partner.

- Bij beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 13 april 2011 is verweerster benoemd tot bijzonder curator over de minderjarige dochter van mevrouw D.

- Bij brieven van 19 en 26 april 2011 heeft verweerster mevrouw D. gevraagd telefonisch contact op te nemen voor het maken van een afspraak.

- Mevrouw D. heeft het kantoor van verweerder gebeld en een afspraak gemaakt met de kantoorgenoot van verweerster.

- Op 29 april 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen mevrouw D. en de kantoorgenoot van verweerster, waarbij  mevrouw D. een intakeformulier voor akkoord heeft ondertekend.

- Op dit intakeformulier is bij type zaak ingevuld: ‘vernietiging erkenning’.

- Mevrouw D. heeft aan het kantoor van verweerster een bedrag van

€ 101,00 betaald en uit het formulier volgt ook dat een toevoeging voor mevrouw D. zou worden aangevraagd.

- Op 18 mei 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen verweerster en mevrouw D. en de onder curatele gestelde dochter van mevrouw D.

- Bij brief van 26 mei 2011 heeft de kantoorgenoot van verweerster klaagster als volgt geschreven:

“In bovengenoemde zaak heb ik onlangs een intakegesprek gevoerd met mevrouw D. (red.).

Mevrouw wilde bijgestaan worden inzake een verzoek tot vernietiging van de erkenning van haar oudste kind.

Tijdens het bijna twee uur durende gesprek is onder meer besproken welke stappen ik namens cliënte kon gaan nemen. Ik zou een toevoeging gaan aanvragen en daarna een verzoek tot vernietiging indienen, met als overweging dat ik de te benoemen bijzonder curator zou vragen om het verzoek over te nemen.

Bij het inboeken van de zaak bleek dat mijn kantoorgenoot, mr. Van L. (red.), al als bijzonder curator van het minderjarige kind benoemd. Kennelijk was er al een verzoek ingediend.

Ook bleek dat mijn kantoorgenoot al twee brieven naar cliënte had verstuurd, met een verzoek om contact met haar op te nemen.

Uit de afgegeven stukken maakte ik vervolgens op dat cliënte door u wordt bijgestaan.

In een daarop volgend gesprek heeft mijn kantoorgenoot uw cliënte geconfronteerd met deze bevinden en is erkend dat uw cliënte mij op de hoogte had moeten stellen.

Naar ik heden van mevrouw D. (red.) begreep bent u op de hoogte van dit misverstand. Ik ga er van uit dat de zaak hiermee is afgedaan.”

- Op 9 juni 2011 heeft verweerster in haar hoedanigheid van bijzonder curator een verweerschrift naar aanleiding van het verzoek ex artikel 1:205 BW bij de rechtbank ingediend, waarin verweerster de rechtbank verzoekt het verzoek van mevrouw D. af te wijzen.

- Bij brieven van 8 en 10 juni 2011 heeft klaagster de rechtbank verzocht verweerster te ontslaan als bijzonder curator vanwege een vertrouwensbreuk tussen de curandus en verweerster.

- Bij brief van 16 juni 2011 heeft verweerster de rechtbank bericht dat haar geen vertrouwensbreuk met de curandus bekend is.

- De rechtbank heeft bij brief van 7 juli 2011 klaagster en verweerster bericht geen aanleiding te zien om de benoeming van verweerster als bijzonder curator in de betreffende zaak op te heffen.

 

Beoordeling van de klacht

4.1 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.  Niet kan worden vastgesteld dat klaagster ter zake deze klacht door toedoen van verweerster rechtstreeks in haar belang is getroffen. Aan de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet  betaamt wordt reeds daarom niet toegekomen.

4.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

 

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 30 november 2011.

voorzitter   

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.