Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2000
Zaaknummer
R. 3757/11.159
Inhoudsindicatie
Op basis van de stukken en de tegenstrijdige verklaringen van klager en de advocaat kan niet worden vastgesteld dat de advocaat in de betreffende klachtprocedure feiten of omstandigheden heeft gesteld, waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist waren. Ook overigens kan niet worden vastgesteld dat de advocaat zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 22 maart 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 8 augustus 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
Inhoud van de klacht
2 Klager verwijt verweerder dat hij;
a. klager ten onrechte heeft beschuldigd van valsheid in geschrifte;
b. een klacht heeft ingediend over een feit uit het jaar 2006, terwijl het hem bekend is, althans behoort te zijn, dat er alsdan sprake is van verjaring;
c. in een brief van 8 februari 2010 gesteld heeft dat de toon van een brief van klager aan mr. H. van 22 maart 2007 grievend is, terwijl klagers toenmalige cliënt noch mr. H. zich daarover hebben beklaagd.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Verweerder heeft namens een voormalige cliënt van klager een tuchtrechtelijke klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam betreffende de hoogte van een door klager aan die cliënt gezonden declaratie. In die procedure heeft verweerder gesteld dat klager een door klager aan die cliënt gestuurde brief van 2 oktober 2006 heeft geantedateerd.
Beoordeling van de klacht
Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met c
4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.
4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij namens zijn cliënt een klacht tegen klager heeft ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het ressort Rotterdam. Klager zal in die klachtprocedure in de gelegenheid worden gesteld verweer te voeren. Het oordeel over die klacht is voorbehouden aan de Rotterdamse deken.
4.3 Op basis van de stukken en de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder kan niet worden vastgesteld dat verweerder in de betreffende klachtprocedure feiten of omstandigheden heeft gesteld, waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist waren. Ook overigens kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
4.6 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
Beslissende
Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.
Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 23 augustus 2011.
Plv. voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.