Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2986
Zaaknummer
5886
Inhoudsindicatie
Deken behoefde geen advocaat aan te wijzen voor kansloze zaak.
Uitspraak
17 januari 2011
No. 5886
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het beklag van
klager
tegen:
De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam,
de deken.
1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet
Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 10 augustus 2010 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 22 augustus 2010 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.
2. Het geding bij het hof
2.1 Het klaagschrift is op 22 augustus 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- antwoordmemorie van de deken;
- faxbericht van klager aan het hof van 8 oktober 2010;
- faxbericht van klager aan het hof van 9 oktober 2010.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 15 november 2010, waar geen van de partijen is verschenen.
3. De feiten
3.1 Eerder heeft klager zich tot de Alkmaarse deken gewend met het verzoek een advocaat aan te wijzen, die hem zou moeten bijstaan in een geschil met zijn zorgverzekeraar.
3.2 De Alkmaarse deken heeft het verzoek afgewezen en klager heeft vervolgens beklag gedaan bij het hof. Het hof heeft het beklag bij beslissing van 2 augustus 2010 ongegrond verklaard.
3.3 Klager meent dat de Alkmaarse deken onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door het verzoek af te wijzen, en heeft hem aansprakelijk gesteld voor de gevolgen. De Alkmaarse deken heeft de aansprakelijkstelling doorgeleid naar zijn verzekeraar, die gevestigd is in Amsterdam.
3.4 Klager heeft de verzekeraar verzocht financiële zekerheid te stellen voor het inschakelen van een advocaat die de gezondheidsbelangen van klager zou kunnen behartigen. De verzekeraar heeft dit geweigerd en klager stelt een vordering te hebben op de verzekeraar. Klager verzoekt in de onderhavige zaak aanwijzing van een advocaat voor de vordering die hij meent te hebben op de verzekeraar.
4. De beoordeling
4.1 De deken heeft klager gevraagd te onderbouwen op welke grond hij meent een rechtstreekse vordering op de verzekeraar te hebben, omdat het de deken voorkwam dat de vordering die klager meent te hebben slechts kan worden ingesteld tegen de Alkmaarse deken, en niet rechtstreeks tegen diens verzekeraar.
4.2 De deken overweegt in zijn brief van 10 augustus 2010 dat klager hem in reactie hierop geen overtuigende argumenten heeft aangedragen. De deken trekt hieruit de conclusie dat de kans van slagen in een procedure tegen de verzekeraar nihil is en wijst op die grond het verzoek van klager af.
4.3 Het hof onderschrijft dit oordeel van de deken. Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
5. De beslissing
Het hof
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 10 augustus 2010 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, P.J. Baauw, D.P. Ruitinga en M. Meerman-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2011.