Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2075

Zaaknummer

11-89

Inhoudsindicatie

Verwijt dat verweerder en diens kantoor in 1992 fl.36.000,00 voor hem hebben ontvangen maar dat bedrag nimmer aan hem hebben uitbetaald noch anderszins aan hem ten goede hebben laten komen. Sedertdien geen contact meer gehad. Klager heeft voor het laatst in 1993/1994 aan de bel getrokken voor wat betreft zijn vordering op de destijds beslagene. Gelet op tijdsverloop van plusminus 19 althans 17 jaar tot aan indiening klacht is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

11-89

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

 

klager

tegen:

verweerder resp. het advocatenkantoor waar hij werkzaam is;

1. Klager heeft zich per e-mail van 11 mei 2011 met veertien bijlagen beklaagd over verweerder en/of diens kantoor. De klacht is onderzocht door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [ …], en is door deze met het onderzoeksdossier bij brief d.d. 15 augustus 2011 ter kennis van de raad van discipline in het hofressort Arnhem gebracht. De stukken zijn op 16 augustus 2011 door deze raad ontvangen.

2. Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder en diens kantoor destijds in 1992 een bedrag van fl. 36.000,00 voor hem hebben ontvangen op de derdengeldrekening van kantoor maar dat bedrag nimmer aan hem hebben uitbetaald noch anderszins aan hem ten goede hebben laten komen. Blijkens zijn nadere toelichting per mail van 6 juni 2011 meent klager zelfs dat verweerders zich al dan niet in vereniging schuldig hebben gemaakt aan fraude en/of diefstal en/of valsheid in geschrifte en/of witwassen van 36.000 gulden.

3. Voorgeschiedenis

In 1992 zijn op verzoek van klager een tweetal conservatoire beslagen gelegd op twee panden in [X] toebehorend aan [Y]B.V., welke vennootschap thans niet meer bestaat. In verband met overdracht van een van de twee panden is destijds via ver-weerder getracht het daarop rustende beslag door te halen en is ten behoeve van klager een bedrag van fl 36.000,00 overgemaakt naar de derdenrekening van het advocatenkantoor. Blijkens de bij de klachtbrief gevoegde bijlagen is toen wel het beslag op het pand [1] doorgehaald, echter niet dat op het pand [2].

Notaris [Z] heeft nu onlangs, bij brief d.d. 13 april 2011, aan klager verzocht om volmacht voor doorhaling van het beslag op dat laatste pand in verband met de aanstaande overdracht daarvan.

Tussentijds, in 2003, is ook al eens door advocatenkantoor [W]getracht om via verweerder een volmacht tot doorhaling van dat beslag van klager te verkrijgen.

Klager stelt dat hij het hem toekomende bedrag nimmer van verweerders heeft ontvangen en dat hem dat ook niet anderszins ten goede is gekomen. Om die reden acht hij zich – zo begrijpt de voorzitter zijn opstelling - ook niet gehouden om mee te werken aan doorhaling van het beslag op [2].

4. Verweerder heeft erkend dat het bedrag van fl 36.000,00 in 1992 op de derdengel-denrekening van zijn kantoor is bijgeschreven. Hij neemt aan dat dit bedrag aan klager zal zijn doorgestort dan wel zal zijn verrekend met declaraties aan klager. Meerdere advocaten van het advocatenkantoor behandelden toentertijd in de jaren negentig diverse zaken voor klager. Verweerder acht daarom de kans groot dat het bedrag met declaraties in die zaken verrekend is.

Hij kan een en ander niet meer met zekerheid zeggen omdat de dossiers en admini-stratie uit die tijd inmiddels zijn vernietigd; de bewaartermijn is verstreken.

5. De voorzitter is van oordeel dat hij met gebruikmaking van de hem in artikel 46 g Advocatenwet verleende bevoegdheid bij voorzittersbeslissing op de klacht tegen verweerders dient te beslissen.

6. Het feitencomplex waarop de klacht betrekking heeft dateert uit 1992. Toen is het bedoelde bedrag op de derdengeldenrekening betaald. Volgens verweerder heeft hij sedertdien geen contact meer met klager gehad, en heeft klager sedert 1993/1994 ook niet meer ‘aan de bel getrokken’ voor wat betreft zijn vordering op de destijds beslagene. Uit niets blijkt dat dat anders zou zijn.

Gelet op dit tijdsverloop van plusminus 19 althans 17 jaar tot aan de indiening van de klacht moet worden geoordeeld dat klager niet meer in zijn klacht kan worden ontvangen. De wet kent weliswaar geen verjaringstermijn voor het indienen van klachten, maar volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dienen klachten binnen een redelijke termijn te worden ingediend. Een advocaat moet er ter wille van de rechtszekerheid vanuit kunnen gaan dat door hem verrichte werk-zaamheden en in dat verband verrichte handelingen na het verstrijken van een re-delijke termijn niet meer ter discussie worden gesteld. Zulks klemt in dit geval te-meer daar verweerders door dit tijdsverloop in hun verdediging worden bemoei-lijkt omdat de desbetreffende dossiers inmiddels zijn vernietigd wegens verstrijken van de bewaartermijn. Klager kan dan ook niet in zijn klacht worden ontvangen.

Als gevolg van dit oordeel komt de voorzitter niet meer toe aan beantwoording van de vraag of klager überhaupt wel kan worden ontvangen in zijn klacht tegen het advocatenkantoor. Die vraag zou nader onderzoek nodig hebben gemaakt omdat

a. niet duidelijk is of daarmee bedoeld is het bestuur van het kantoor, alle daaraan verbonden advocaten, de maatschap wanneer daarvan sprake was of de leden daarvan; b. niet duidelijk is welke advocaten destijds van dat bestuur / kantoor / maatschap deel hebben uitgemaakt; c. en wie van die advocaten klager dan verant-woordelijk hield.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing:

Klager is in zijn klacht tegen verweerders kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 12 september 2011 door mr M.F.J.N. van Osch, plaats-vervangend voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechts-hof  te Arnhem, en in afschrift verzonden op 14 september 2011.

Mr. M.F.J.N. van Osch