Uitspraakdatum

21-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2271

Zaaknummer

10-154

Inhoudsindicatie

Fout bij advisering in een strafzaak lijdt niet tot tuchtrechtelijk verwijt, mede omdat verweerster klager tijdig heeft laten weten geen cassatieschriftuur voor hem te willen opstellen en op eerste verzoek van de opvolgend advocaat onmiddellijk en voortvarend het dossier heeft overgedragen. Geen schade klager.

Uitspraak

10-154 

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 20 oktober 2010 heeft mr. R.J.A. Dil, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van klager tegen verweerster.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 26 september 2011, waar verweerster is verschenen vergezeld door haar advocaat.. Klager is niet ver-schenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: Mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs B.E. van der Molen, A.T. Bolt, I.P.A. van Heijst, P.P. Verdoorn, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier.

2. Verweerster heeft klager bijgestaan als advocaat in een strafzaak. Klager heeft verweerster gevraagd om cassatie in te stellen bij de Hoge Raad en haar gevraagd een cassatieschriftuur in te dienen. Verweerster heeft ten behoeve van klager wel cassatie ingesteld, maar vervolgens geweigerd om cassatieschriftuur in te dienen stellende dat er geen kans van slagen was en heeft verweerder voorgesteld om een gratieverzoek in te dienen. Verweerder heeft vervolgens een andere advocaat ge-vraagd een cassatieschriftuur in te dienen op basis waarvan de Hoge Raad de eer-dere uitspraak van het Hof heeft vernietigd.

Thans beklaagt klager zich er over dat verweerster zich niet als een goed advocaat heeft gedragen door:

1. hem onvoldoende deskundig en bekwaam bij te staan door hem onjuist te in-formeren over de mogelijkheden van cassatie;

2. klager te adviseren een gratieverzoek in te dienen, maar dat feitelijk na te laten;

3. klager niet te bejegenen zoals dat van een goed advocaat verwacht mag wor-den;

4. zich niet ten volle in te zetten ten behoeve van de behartiging van de belangen van klager;

5. tekort te schieten bij de overdracht van het dossier aan de opvolgend raads-man.

3. Verweerster is van mening dat de klachtonderdelen 2, 3, 4 en 5 moeten stranden omdat haar geen enkel verwijt valt te maken op deze punten. Zij heeft klager dui-delijk schriftelijk bevestigd hoe een gratieverzoek moest worden ingediend en aan klager gevraagd of ze daar daadwerkelijk toe moest overgaan of niet. Zij heeft die opdracht niet gekregen. Daarnaast stelt klaagster het dossier voortvarend te hebben overgedragen aan de opvolgend advocaat en zich te hebben ingezet om de zaak voor klager tot een goed einde te brengen. Met betrekking tot het 1e klachtonder-deel erkent verweerster een fout te hebben gemaakt, maar is tevens van mening dat ze zo voortvarend en snel heeft gehandeld na haar feitelijk onjuiste advies dat er geen belang voor klager is om te klagen. Hij heeft geen schade geleden en ver-weerster heeft voortvarend meegewerkt aan de overdracht van het dossier. Ook ontbreekt het belang van klager bij zijn klacht, omdat verweerster geen advocaat meer is.

4. De raad beoordeelt de klacht als volgt

Klachtonderdeel 1

Dit betreft een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoorde-lijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan in het algemeen pas sprake zijn als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist op-treedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Verweerster heeft ter zitting erkend dat zij klager een onjuist advies heeft gegeven over de verjaring. De raad acht dit in dit geval echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar vanwege de volgende omstandigheden. Verweer-ster, die nog niet ervaren was, heeft zich bij het opstellen van het advies voor kla-ger voorzien van deskundige hulp op haar kantoor (hetgeen het onjuiste advies niet heeft voorkomen). Verweerster heeft klager laten weten geen cassatieschriftuur voor hem te willen opstellen, omdat zij de kans van slagen beperkt achtte. Zij heeft dat tijdig gedaan, zodat hij nog binnen de termijn van 60 dagen door een andere advocaat middelen kon laten indienen. Klager heeft ook daadwerkelijk een andere advocaat gezocht en op verzoek van de opvolgend advocaat heeft verweerster het dossier vervolgens onmiddellijk en voortvarend overgedragen. Klager heeft door het optreden van verweerster geen schade geleden. Al met al is de raad van oordeel dat verweerster, naar de bovenomschreven norm, mede gezien de blijk die zij ter zitting heeft gegeven van haar onjuist handelen, geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.

Klachtonderdeel 2

Met dit klachtonderdeel klaagt klager er over dat verweerster zou hebben verzuimd een gratieverzoek in te dienen. Uit de stukken blijkt dat verweerster klager schrif-telijk heeft bevestigd wanneer en op welke wijze een gratieverzoek moest worden ingediend. Klager heeft vervolgens nagelaten verweerster de opdracht te geven om het verzoek namens hem in te dienen, waarmee dit klachtonderdeel feitelijk grond-slag mist.

Klachtonderdeel 3, 4 en 5

De klachtonderdelen 3, 4 en 5 van klager zijn door klager niet nader onderbouwd. Zij missen feitelijke grondslag en dienen dan ook ongegrond te worden verklaard.

De raad is dan ook van oordeel dat de klacht in zijn geheel als ongegrond dient te worden afgewezen.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

De klacht van klager tegen verweerster is op alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 21 november 2011.

griffier      voorzitter