Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1287
Zaaknummer
10-145A
Inhoudsindicatie
Klagers verwijten verweerster een verstrengeling van belangen nu zij eerst ten behoeve van hun vader en tegen hun moeder heeft opgetreden in een echtscheidingprocedure en nadien voor de moeder in een onderbewindstellingsprocedure. Nu klagers niet in hun belangen worden beschermd door de tuchtrechtelijke regel betreffende belangenverstrengeling volgt niet- ontvankelijkverklaring.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 10 januari 2011
in de zaak 10-145 A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
de heer (klager sub 1)
de heer (klager sub 2)
mevrouw (klaagster sub 3)
k l a g e r s
tegen
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 22 april 2010, door de raad ontvangen op 23 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 1 november 2010. Ter zitting zijn verschenen klagers, hun adviseur mevrouw L.M.F. van Dam en verweerster, met haar advocaat mr. P.J. Kouwenberg. Van de zitting van 1 november 2010 is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;
- de stukken genummerd onder 1 t/m 13 in de bij deze brief gevoegde inventarislijst; en
- de brief van klagers aan de raad van 6 oktober 2010.
2 De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door de moeder van klagers bij te staan in een procedure waarin klagers de onderbewindstelling van de goederen van hun moeder hebben verzocht, terwijl verweerster eerder in het kader van een mogelijke echtscheiding de vader van klagers had bijgestaan.
3. De feiten
3.1 Verweerster heeft de vader van klagers bijgestaan toen de moeder van klagers, die destijds werd bijgestaan door een andere advocaat, aanstuurde op een echtscheidingsprocedure. Uiteindelijk heeft de moeder besloten de echtscheidingsprocedure niet door te zetten.
3.2 Door klagers is op 21 juli 2009 een verzoek ingediend bij de kantonrechter te Amsterdam tot onderbewindstelling van de goederen van de moeder. Tegen dat verzoek is door verweerster namens de moeder verweer gevoerd. Daarbij heeft verweerster gesteld tevens op te treden voor de jongste zus van klagers en de vader. In die procedure is een beschikking afgegeven op 2 oktober 2009 waarbij het verzoek tot onderbewindstelling is afgewezen.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat de gedragregels voor advocaten bepalen dat een advocaat zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen mag belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is. Het bestaan van deze regeling is ingegeven door de gedachte dat een ieder die zich laat bijstaan door een advocaat erop moet kunnen vertrouwen dat alles wat diegene in vertrouwen met die advocaat bespreekt er niet toe kan leiden dat diezelfde informatie op een later moment tegen hem kan worden gebruikt. Daarmee is tevens gegeven dat het beschermde belang in deze het belang betreft van de cliënt ten opzichte van zijn advocaat.
4.2 Dit betekent dat slechts de cliënt van de advocaat – in dit geval de moeder van klagers – over schending van de genoemde regel kan klagen, maar niet klagers. Het feit dat klagers de wederpartijen van hun moeder waren in de procedure waarin verweerster moeder heeft bijgestaan, maakt dit niet anders. Voor zover al sprake zou zijn van een belangenverstrengeling, moet de conclusie dus zijn dat verweerster geen regel geschonden heeft die strekt tot bescherming van de belangen van klagers. Klagers zijn derhalve niet ontvankelijk in hun klacht.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2011 door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, B.E. van der Molen, M.J.G.H. Verviers, S. Wieberdink, leden en mr. D.J.L. Siegers als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is op 10 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
- de deken in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klagers
- verweerster
- de deken in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607