Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1788
Zaaknummer
R. 3681/11.83
Inhoudsindicatie
Er is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de zijde van de advocaat doordat hij de kosten van rechtsbijstand bij klager heeft geincasseerd. Klager heeft de advocaat immers opdracht gegeven tot het verlenen van bijstand in een strafzaak. Een en ander is civielrechtelijk reeds getoetst. Het bestaan van de opdracht blijkt voorts uit de toevoegingsaanvraag en -afwijzijng, de door de advocaat overgelegde correspondentie, en de beschikking van het Gerechtshof 's-Gravenhage. Uit deze beschikking volgt dat klager na de vrijspraak in hoger beroep vergoeding voor de advocaatkosten heeft gevraagd en verkregen, op grond waarvan moet worden aangenomen dat hij die kosten ook verschuldigd is.
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brieven van 19 en 25 februari 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg, is het dossier op 13 april 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
Inhoud van de klacht
2 Klager betwist dat hij (het kantoor van) verweerder opdracht heeft gegeven hem bij te staan in een strafzaak. Klager verwijt verweerder om die reden dat hij tot incasso van de pretense vordering op klager ter zake voor klager verrichte werkzaamheden is overgegaan.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- De kantoorgenoot van verweerder heeft op 24 januari 2007 een toevoegingsaanvraag voor klager ingediend voor de behandeling van een strafzaak bij de Rechtbank Middelburg.
- Bij brief van 26 februari 2007 heeft de Raad voor Rechtsbijstand deze aanvraag afgewezen.
- De kantoorgenoot van verweerder heeft klager op 7 maart 2007 een verzoek verlegging peiljaar 2007 doen toekomen met het verzoek deze in te vullen en te voorzien van de benodigde bescheiden.
- Bij vonnis van 18 februari 2008 van de Rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Middelburg, is klager veroordeeld tot betaling een bedrag van € 1.962,89, te vermeerderen met proceskosten, aan het kantoor van verweerder ter zake van het door het kantoor van verweerder aan klager verleende juridische rechtsbijstand.
- Bij beschikking van 25 juni 2008 van het Gerechtshof ’s-Gravenhage is aan klager een vergoeding ten laste van de Staat der Nederlanden toegekend ad € 1.977,89 ten behoeve van de strafzaak gemaakte kosten voor rechtsbijstand en van de kosten van het door zijn advocaat opstellen van het verzoekschrift in de betreffende procedure.
Beoordeling van de klacht
4.1 Klager betwist dat hij (aan de kantoorgenoot van) verweerder opdracht heeft gegeven tot het verlenen van bijstand in een strafzaak. De vraag of klager al dan niet een opdracht heeft verstrekt aan (de kantoorgenoot van) verweerder is civielrechtelijk reeds getoetst, waarbij het bestaan van de opdracht is aangenomen. Het bestaan van de opdracht blijkt voorts uit de toevoegingsaanvraag en -afwijzing, de door verweerder overgelegde correspondentie, en de beschikking van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 25 juni 2008. Uit deze laatste beschikking volgt dat klager na de vrijspraak in hoger beroep vergoeding voor advocaatkosten heeft gevraagd en verkregen, op grond waarvan moet worden aangenomen dat hij die kosten ook verschuldigd is. Gelet op het vorenstaande is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder de vordering ook geïncasseerd heeft.
4.2 Gezien het voorgaande moet de klacht als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
Beslissende
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 11 mei 2011.
Voorzitter