Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-11-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2145
Zaaknummer
11-076A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij over bejegening kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 22 november 2011
in de zaak 11-076A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
p/a gemachtigde: Prof. Dr.
k l a g e r
tegen:
Mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 3 maart 2011, bij de raad binnengekomen op 4 maart 2011, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 14 maart 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 maart 2011 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 21 maart 2011, door de raad ontvangen op 25 maart 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 september 2011 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die
beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klager bij brief van 21 maart 2011.
2 Feiten:
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klager is verwikkeld geweest in een strafrechtelijke procedure. Hij is daarbij veroordeeld om aan de cliënte van verweerster een schadevergoeding te betalen. Klager heeft verweerster op 23 september 2010 per e-mail laten weten deze schadevergoeding zo snel mogelijk te willen afhandelen. Enkele weken later is ten laste van de cliënte van verweerster onder klager derdenbeslag gelegd. Klager heeft verweerster bij e-mail van 7 oktober 2010 van dit derdenbeslag op de hoogte gesteld. In reactie daarop heeft verweerster klager op 8 oktober 2010 een e-mail gestuurd met onder meer de volgende tekst:
“Uit uw e-mailbericht maak ik op dat u weigert de aan cliënte verschuldigde schadevergoeding te betalen met een beroep op een derdenbeslag dat onder u gelegd zou zijn. (...)”
2.2 De volgende dag heeft de gemachtigde van klager de onderhavige klacht ingediend.
3 De klacht/het verzet
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster klager onheus en onnodig grievend heeft bejegend door in een e-mail van 8 oktober 2010 aan hem te schrijven dat klager geweigerd zou hebben de schadevergoeding te betalen. Met deze bewering, die onjuist is, heeft verweerster klager impliciet voor leugenaar uitgemaakt. Door aldus te handelen heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door te overwegen dat verweerster de grenzen van de haar toekomende beleidsvrijheid niet heeft overschreden.
4 Beoordeling van het verzet
4.1 Volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline staat bij de beoordeling van een klacht over de advocaat van de wederpartij voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden of deze nodeloos te grieven.
4.2 De voorzitter heeft het handelen van verweerster terecht aan de hand van de hiervoor onder 4.1 genoemde maatstaf beoordeeld, waarbij hij heeft meegewogen de omstandigheid dat de reactie van verweerster mede het gevolg was van het feit dat klager door zijn e-mail van 23 september 2010 de veronderstelling had doen ontstaan dat hij vrijwillig en rechtstreeks tot betaling wilde overgaan. Toen verweerster uit de e-mail van
7 oktober 2010 begreep dat van rechtstreekse betaling geen sprake zou zijn, is de gewraakte mededeling haar ontglipt. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat verweerster met de gewraakte mededeling de grenzen van het toelaatbare niet heeft overschreden.
4.3 Nu het verzetschrift noch het verhandelde ter zitting nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door Mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman,
M. Pannevis, J.J. Trap, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 22 november 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.