Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-03-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1483
Zaaknummer
10-198A
Inhoudsindicatie
klacht tegen eigen advocaat
Inhoudsindicatie
Aangezien klager niet aannemelijk heeft gemaakt waarom er bijna 3 jaar is verstreken tussen de verweten gedragingen en het indienen van de klacht is hij niet ontvankelijk. In dit geval prevaleert het belang van de advocaat dat hij er ter wille van de rechtszekerheid van uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld boven het maatschappelijke belang dat zijn optreden door een tuchtrechter kan worden getoetst. verzet ongegrond
Uitspraak
BESLISSING d.d. 21 maart 2011
in de zaak 10-198A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 29 juni 2010 op de klacht van:
de heer
k l a g e r
tegen:
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1. verloop van de procedure:
1.1 Bij brief van 3 juni 2010, door de raad ontvangen op 4 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 29 juni 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 2 juli 2010 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 7 juli 2010, door de raad ontvangen op 9 juli 2010, heeft klager verzet inge-steld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 14 juli 2010, door de raad ont-vangen op 29 juli 2010, heeft klager aanvullend verzet ingesteld.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 17 januari 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslis-sing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klager bij brief van 7 juli 2010;
- het aanvullend verzet van klager bij brief van 14 juli 2010;
- de brief van klager aan de raad van 25 augustus 2010.
2. de klacht:
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
a. onvoldoende actie heeft ondernomen, ondanks het feit dat zij op 17 november 2006 op zich zou hebben genomen klager bij te staan in een strafzaak, in verband met wel-ke zaak klager op dat moment werd vastgehouden, terwijl klager de straf al had uitge-zeten;
b. in december 2006 heeft verklaard een overzicht van openstaande boetes te hebben opgevraagd.
2.2 Aldus heeft verweerster volgens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
verzet:
2.3 Het verzet houdt zakelijk weergeven in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. feiten:
3.1 Voor de beoordeling van het verzet kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, worden volstaan met de door de voorzitter in zijn beslissing van 29 juni 2010 vastgestelde feiten nu het verzet zich daartegen niet richt en de raad die feiten juist om-schreven acht.
4. beoordeling van het verzet
4.1 Noch in het verzetschrift, noch in de aanvullende brieven en hetgeen ter zitting is verklaard, heeft de raad gronden aangetroffen op basis waarvan zou moeten worden beoordeeld dat de voorzitter de klacht ten onrechte en op onjuiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk heeft bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager ook geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is er geen plaats voor verder onderzoek en is het verzet dan ook ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond;
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. H.B. de Regt, mr. B. Roodveldt, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 21 maart 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.
* * * * *