Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-09-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA2939
Zaaknummer
06/11
Inhoudsindicatie
Indien een advocaat voor beide partijen in een echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek is opgetreden, mag hij niet nadien, als er een conflict ontstaat met betrekking tot de omgangsregeling, bij de ene partij de indruk wekken dat hij is gaan optreden voor de andere partij. Zulks is klachtwaardig. Er volgt een waarschuwing.
Uitspraak
BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 06/11
Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden van 26 januari 2011 is op 27 januari 2011 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van
de heer [ ]
klager
tegen
mr. [ ]
verweerder
Procesverloop
De raad, bestaande uit mrs. P. Schulting, voorzitter, E. van Asselt-Pronk, M.E. Derix, J.H. van der Meulen, J.V. van Ophem, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Groningen op 17 juni 2011 de klacht behandeld.
Beide partijen zijn ter zitting verschenen.
De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
Feiten
Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek.
Klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Verweerder heeft zich bij brief van 9 april 2010 namens de ex-echtgenote van klager tot klager gewend, waarbij een aantal punten aan de orde wordt gesteld, die voortvloeien uit de echtscheidingsprocedure, waarmee de ex-echtgenote van klager het niet eens is. Verweerder is voor klager en zijn ex-echtgenote gezamenlijk opgetreden in de echtscheidingsprocedure en mag nadien niet optreden voor één van beiden.
Verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Verweerder heeft aangevoerd dat hij niet voor de ex-echtgenote van klager is opgetreden. Doel van genoemde brief was uitsluitend om de omgangsregeling weer vlot te trekken. Verweerder geeft aan dat de brief wellicht niet gelukkig geformuleerd is, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat verweerder tegen klager zou gaan optreden. In zijn daarop volgende brief van 7 juni 2010 heeft verweerder daar ook geen misverstand over laten bestaan.
Beoordeling
De raad is van oordeel dat bedoelde brief van 9 april 2010, waar verweerder schrijft :
“Indien en voorzover u zich blijft onttrekken aan de overeengekomen afspraken, overweegt cliënte dan wel zal zij zich genoodzaakt voelen……..”
niet duidelijk is in die zin dat daaruit de conclusie getrokken kan worden dat verweerder is gaan optreden voor de ex-echtgenote van klager tegen klager. Daaraan doet niet af dat verweerder bij brief van 7 juni 2010 dit misverstand uit de wereld heeft geholpen.
De klacht is derhalve gegrond.
Beslissing
De raad oordeelt de klacht gegrond en legt verweerder een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mrs. P. Schulting, voorzitter, E. van Asselt-Pronk, M.E. Derix, J.H. van der Meulen, J.V. van Ophem, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad te Groningen van 19 september 2011 door mr. P. Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.