Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-02-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2998

Zaaknummer

5840

Inhoudsindicatie

Verwijt van klager, advocaat, dat verweerder ten onrechte stelt een vennootschapse ...vertegenwoordiger zelfs als vertegenwoordiging van deze in liquidatie verkerende vennootschap niet juist was, impliceert??... geen tuchtrechtelijk vergrijp. Ongegrond

Uitspraak

 

         

28 februari 2011

No. 5840

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder

tegen:

klager.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 21 juni 2010, onder nummer R.3346/09.178, aan partijen toegezonden op 23 juni 2010, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 21 juli 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager.

- de brief aan het hof van 10 november 2010 van gemachtigde van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 29 november 2010, waar beide partijen zijn verschenen, verweerder vergezeld van zijn gemachtigde. Zowel deze laatste als klager heeft pleitaantekeningen overgelegd.

3. De klacht

 Klager verwijt verweerder dat deze:

a. ten onrechte heeft gesteld te kunnen optreden namens X. na verkregen opdracht daartoe;

b. de door hem opgeroepen feitelijke onjuistheid dat hij als advocaat voor X. optreedt, welbewust bij derden (Raad van Discipline en Hof van Discipline) in stand laat.

4. De feiten

4.1 Bij beslissing van 2 februari 2009 heeft de Raad van Discipline te ’s-Gravenhage verweerder niet-ontvankelijk verklaard in een door hem namens X. tegen klager gerichte klacht, op de grond dat verweerder niet had onderbouwd dat X. de klacht wenste te handhaven, ofschoon dat op zijn weg had gelegen in het licht van een in die beslissing nader omschreven e-mail van een toenmalige directeur van X. aan klager.

4.2 Bij brief van 6 maart 2009 heeft verweerder tegen die beslissing hoger beroep ingesteld. Daarbij legde hij een verklaring van diezelfde datum over, afkomstig van de vereffenaar van X.. Hij stelde dat uit die verklaring blijkt dat de vennootschap in liquidatie de klacht wel degelijk wenst te handhaven.

4.3 Bij beslissing van 2 november 2009 heeft het hof verweerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, op de grond dat uit de overgelegde verklaring niet blijkt dat de vennootschap in vereffening de klacht wenst te handhaven.

5. De beoordeling

Blijkens de inleidende klachtbrief van klager aan de deken is de feitelijke grondslag van de hiervoor onder 3 omschreven klacht hierin gelegen dat verweerder in zijn in 4.2 bedoelde appelmemorie de stelling heeft ingenomen dat uit de door hem overgelegde verklaring blijkt dat de vennootschap in liquidatie de klacht wel degelijk wenst te handhaven. De raad heeft de klacht gegrond verklaard. Het hof kan zich daarmee niet verenigen. Of de stelling al dan niet juist was, liet zich verifiëren aan de hand van de overgelegde verklaring. Van misleiding van het hof was dus geen sprake, van het “voorwenden” van een bevoegdheid evenmin. Dat de stelling volgens de beslissing van het hof onjuist was, maakt het innemen ervan niet tot een tuchtrechtelijk vergrijp, zelfs niet indien verweerder de onjuistheid van de stelling op voorhand had moeten onderkennen.

 

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage van 21 juni 2010, nr R.3346/09.178;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart de klacht ongegrond.     

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, G.J. Niezink, P.H. Holthuis en E. Schutte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2011.