Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2296

Zaaknummer

11-58

Inhoudsindicatie

Anders dan in de klacht ligt besloten heeft verweerder in een faillissementsrekest jegens klaagster mogen stellen dat klaagster meerdere schulden onbetaald liet. Er is niet gebleken van serieuze protesten tegen de vordering van verweerders cliënte. Verweerder heeft de grenzen van de vrijheid die hij in zijn hoedanigheid van advocaat heeft niet overschreden. Hij heeft voldoende onderzoek gedaan naar de schuldenpositie van klaagster. Klachten kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

Verzet en klacht zijn gegrond verklaard omdat, anders dan de voorzitter meende,

Inhoudsindicatie

nu verweerder ten tijde van de indiening van het faillissementsrekest geen informatie had dat klaagster meerdere schulden onbetaald liet en dat zij daarom verkeerde in de toestand dat zij had opgehouden te betalen, het verweerder ook niet was toegestaan om – in strijd met ‘de waarheid’ zoals die op dat moment voor hem had te gelden (het is niet uit te sluiten dat er toch een schuld onbetaald was gebleven) – in het verzoekschrift te stellen dat klaagster meerdere schulden onbetaald liet. Het is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt om de rechter welbewust onjuist te informeren.

Uitspraak

11-58

BESLISSING  VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM inzake:

 klaagster,

 tegen:

 verweerder.

1. Bij brief d.d. 11 juli 2011, door de raad ontvangen op 15 juli 2011, is klaagster tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 4 juli 2011, waarbij klaagsters klacht tegen verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen.

2. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 september 2011, waar zowel klaagster, vertegenwoordigd door haar statutair directeur [A], als verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. X, is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. E. Bige, J. Brouwer, C.J. Lunenberg-Demenint en P.R.M. Noppen, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

3. Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar alinea 3 van de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van haar klacht heeft klaagster het tweede onderdeel daarvan heeft ingetrokken.

4. De raad is van oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven. Beschouwing van de feitelijke gang van zaken heeft geleid tot de vaststelling dat verweerder ten tijde van de indiening van het faillissementsrekest geen informatie had dat klaagster meerdere schulden onbetaald liet en dat zij daarom verkeerde in de toestand dat zij had opgehouden te betalen. Verweerder heeft ter zitting ruiterlijk erkend dat hij geen informatie had over concrete steunvorderingen. Navraag daaromtrent onder deurwaarders had niet meer opgeleverd dan de mededeling van één van hen dat in het verleden nogal eens exploiten nodig waren geweest om klaagster tot betaling te bewegen. Ook deze deurwaarder had echter geen actuele informatie van openstaande rekeningen, laat staan van onbetaalde rekeningen.

Onder deze omstandigheden was het verweerder niet toegestaan om – in strijd met ‘de waarheid’ zoals die op dat moment voor hem had te gelden (het is niet uit te sluiten dat er toch een schuld onbetaald was gebleven) – in het op [datum ] bij de rechtbank [] ingediende verzoekschrift te stellen dat klaagster meerdere schulden onbetaald liet. Het is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt om de rechter welbewust onjuist te informeren.

Verweerder heeft tot zijn verweer naar voren gebracht dat de praktijk in de advocatuur al jaren zo is dat ter incasso van een vordering op een herhaald gesommeerde debiteur wel een faillissementsaanvrage wordt gebruikt als drukmiddel. Dat verzoek wordt dan alleen gehandhaafd wanneer betaling of een betalingsregeling uitblijft en pluraliteit van schuldeisers aannemelijk gemaakt kan worden. Dat laatste behoeft in die praktijk nog niet het geval te zijn ten tijde van de indiening van het verzoek, aldus dit verweer.

De raad laat in het midden of die praktijk bestaat. Een zodanige praktijk kan hoe dan ook geen rechtvaardiging vormen voor de handelwijze van verweerder in deze. Feit blijft immers dat verweerder de rechtbank bewust onjuist heeft geïnformeerd. Daarbij komt dat het op deze wijze indienen van een faillissementsverzoek  voor klaagster al een diffamerend effect kan hebben. De klacht van klaagster is dan ook gegrond.

5. Verweerders beroep op een al jaren onder advocaten bestaande praktijk (daargelaten of deze nu wel of niet bestaat) om te handelen zoals hij heeft gedaan komt op de raad authentiek over. De raad ziet daarom af van het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het verzet is gegrond. De klacht is gegrond.

De raad ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2011.

griffier      voorzitter