Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1324
Zaaknummer
10-163U
Inhoudsindicatie
Verzetszaak. Het betreft een klacht tegen de procesadvocaat van de wederpartij van klager.
Inhoudsindicatie
Het verzet van klager heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd – ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 31 januari 2011
in de zaak 10-163U
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 4 mei 2010, door de raad ontvangen op 6 mei 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Bij beslissing van 31 mei 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juni 2010 aan klager is verzonden.
1.3. Bij brief van 11 juni 2010, op 14 juni 2010 door de raad ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 17 november 2010. Partijen zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5. De raad heeft kennisgenomen van:
a. de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 13);
b. het verzetschrift van klager van 11 juni 2010;
c. de brief van verweerder aan de raad van 16 juni 2010;
d. de brieven van klager aan de raad van 31 mei 2010 en van 12 november 2010.
2. Klacht; verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij in de dagvaarding heeft gesteld: “door doelbewust een waardeloze contragarantie af te geven, (…) (heeft) [klager] ING namelijk benadeeld in haar verhaalsmogelijkheden”, en daarmee feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.
2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven in, dat de advocaten van de ING Bank N.V. (hierna: “ING”) behulpzaam zijn bij het verdoezelen van het door de ING gepleegde strafbare feiten en dat zij de belangen van klager op nodeloze en ontoelaatbare wijze hebben geschaad.
3. Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Klager is, met vier andere partijen, op 1 september 2008 gedagvaard door ING Verweerder is de procesadvocaat van ING. Naast de klacht tegen verweerder heeft klager ook klachten ingediend tegen de behandelend advocaat van ING en tegen diens advocaat in de tuchtprocedure.
3.2 Klager heeft de voorzitter van de raad van discipline verzocht om de advocaten van ING, waaronder verweerder, te veroordelen tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 538.704,94.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Het betreft een klacht tegen de procesadvocaat van de wederpartij van klager. De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast, en voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft derhalve terecht en op grond van de juiste overwegingen beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat verweerder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen klager hem verwijt.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
de raad van discipline:
verklaart het verzet van klager ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2011 door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 31 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
• klager
• verweerder
• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.