Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1578

Zaaknummer

R. 3513/10.143

Inhoudsindicatie

Uitlatingen worden niet als onnodig grievend gekwalificeerd: vallen nog binnen de vrijheid die de advocaat van de wederpartij heeft. Verzet ongegrond. 

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 maart 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 3 september 2010 ontvangen door de Raad.

1.2 Bij beslissing van 30 september 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 1 oktober 2010.

1.3 Bij brief van 6 oktober 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 februari 2011. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen

2. DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

a. zich onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten, hetgeen klager schade kon berokkenen, aangezien klager een semipublieke functie bekleedde;

b. zich heeft bediend van middelen die niet in verhouding stonden tot het beoogde doel;

c. misbruik heeft gemaakt van hem als advocaat toegekende “bijzondere en zekere” bevoegdheden;

d. gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist althans behoorde te weten dat deze onjuist waren.

De gronden van het verzet

Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan een herhaling en deels een uitwerking van de klacht.

 

3. VERWEER

Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Verweerder heeft gesteld dat hij zich niet onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten. De uitlatingen waren noodzakelijk om de rechter een juist beeld te geven van de zaak.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Verweerder heeft betwist dat hij zich bediend zou hebben van middelen die niet in verhouding staan tot het beoogde doel.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3 Verweerder betwist dat hij misbruik zou hebben gemaakt van hem als advocaat toekomende bevoegdheden, meer in het bijzonder betwist verweerder dat een medewerker van zijn kantoor geluidopnames zou hebben gemaakt van de twee behandelingen ter zitting.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.4 Verweerder betwist dat hij gegevens zou hebben verstrekt waarvan hij wist dan wel behoorde te weten dat deze onjuist waren.

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting en het feit dat door klager geen gronden voor het verzet zijn aangevoerd, anders dan een herhaling en deels een uitwerking van de klacht, onderschrijft de Raad de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 30 september 2010 en maakt die tot het zijne.

 

 

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. P.S. Kamminga, mr. A.J.N. van Stigt, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2011.

 

 

griffier voorzitter