Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1290
Zaaknummer
B 90 - 2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Aan een advocaat komt voor het te voeren beleid een grote mate van vrijheid toe. Een tuchtrechtelijke maatregel is pas geïndiceerd indien een advocaat bij de behandeling van een zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor zijn geschaad dan wel kunnen worden geschaad.
Inhoudsindicatie
verzet ongegrond
Uitspraak
B 90 - 2010
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
het verzet tegen een voorzittersbeslissing
betreffende een klacht van
klager
tegen
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief dd. 27 mei 2010, door de raad ontvangen op 28 mei 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de raad dd. 21 mei 2010, verzonden op 25 mei 2010.
1.2 De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van klager dd. 15 september 2009, met bijlagen.
1.3 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 15 november 2010.
Ter zitting zijn klager, diens echtgenote en verweerder verschenen.
2. De feiten
2.1 De voorzitter heeft in haar beslissing dd. 21 mei 2010 abusievelijk opgenomen dat de
deken de klacht van klager dd. 29 november 2009 bij brief dd. 1 juli 2009 had doorgezonden aan de raad. Deze brief van de deken was gedateerd op 6 mei 2010.
2.2. Voor het overige gaat de raad uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven.
3. De klacht
3.1 De klacht luidt als volgt:
- verweerder heeft nagelaten de door hem verzonden brieven van 27 maart 2009 en 15 april 2009 eerst in concept aan klager voor te leggen.
- verweerder heeft in weerwil van zijn toezegging aan klager de heer X. niet aansprakelijk gesteld.
4. Beslissing van de voorzitter
4.1 De voorzitter heeft de klacht bij beslissing dd. 21 mei 2010 als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. Het verzet
5.1 In verzet voert klager samengevat het volgende aan:
- in de beslissing van de voorzitter staat ten onrechte vermeld dat de deken het klachtdossier op 1 juli 2009 heeft doorgezonden, dit moet zijn 6 mei 2010;
- het tweede bod is gedaan in juli 2008 en niet in augustus 2008;
- indien verweerder van mening was dat het te risicovol was om de heer X. aansprakelijk te stellen had hij dat tegen klager moeten zeggen, zodat deze zich tot een andere advocaat had kunnen wenden;
6. Beoordeling van het verzet
6.1. Ten aanzien van de door klager in verzet weergegeven onjuiste weergave door de voorzitter van de feiten overweegt de raad als volgt:
- de onjuiste vermelding van de datum van de brief van de deken betreft een kennelijke vergissing, nu de klacht dateert van 26 november 2009 en verzending hiervan op 1 juli 2009 onmogelijk was. Deze vergissing was overigens van geen enkele invloed op de beslissing van de voorzitter;
- uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt niet dat het tweede bod van klager dateert van juli 2008 in plaats van augustus 2008; de brief van het Rentmeesterskantoor X dd. 28 augustus 2008 duidt daarop in ieder geval niet en klager stelt bovendien in verzet het volgende:
“Als ik van de briefwisseling af had geweten dan had ik mijn bod in augustus 2008 verhoogd naar € 30.000, -”.
6.2. Het onderzoek in verzet heeft voor het overige niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.
7. Beslissing
De raad stelt vast dat onder 1.1. van de beslissing van de voorzitter vermelde datum 1 juli 2009 dient te worden vervangen door 6 mei 2010.
De raad wijst het verzet, onder verbetering van de feiten zoals hierboven weergegeven, als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter en mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, H.C.M. Schaeken, A.L.W.G. Houtakkers en E.P.C. M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2011.
Griffier voorzitter
Verzonden op: 18 januari 2011
Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.