Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1666

Zaaknummer

10-362A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat over optreden in strafzaak door voorzitter kennelijk ongegrond verklaard. Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 23 mei 2011

in de zaak 10-362A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r  d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 5 oktober 2010, bij de raad binnengekomen op 6 oktober 2010, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 5 november 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 november 2010 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 11 november 2010, door de raad ontvangen op 15 november 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 maart 2011 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

  beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 11 november 2010;

-           de brief van klager aan de raad van 1 december 2010;

- de brief van klager aan de raad van 28 februari 2011.

 

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij klagers belangen niet goed heeft behartigd en heeft samengespannen met politie en justitie tegen klager door:

a) niet bij het politieverhoor aanwezig te zijn;

b) klager delen van het dossier, waaronder ‘‘het proces-verbaal’’ en de rapportage van het Pieter Baan Centrum, te onthouden;

c) geen gevolg te geven aan klagers verzoeken om getuigen te horen en een

contra-onderzoek in te stellen;

d) klager onjuiste adviezen te geven;

e)  de zitting niet met klager voor te bespreken;

f)  klager tijdens de zitting de mond te snoeren;

g) de brieven van klager onbeantwoord te laten en onvoldoende met klager te communiceren;

h)  de conclusie van het Pieter Baan Centrum te onderschrijven dat klager lijdt aan paranoïde wanen, in plaats van klager te steunen in zijn standpunt dat die conclusie onjuist is.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager heeft zich in augustus 2008 tot verweerder gewend voor rechtsbijstand in een strafzaak. Klager werd verdacht van stalking van zijn vrouw en van bedreiging van iemand anders. Klager is gedeeltelijk vrijgesproken en voorts is hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar opgelegd. Volgens de desbetreffende rapportage van het Pieter Baan Centrum lijdt klager aan paranoïde wanen. Klager is het daar niet mee eens. Verweerder heeft klager geadviseerd niet in hoger beroep te gaan. Klager nam daarmee geen genoegen. Op enig moment heeft verweerder het dossier overgedragen aan opvolgend advocaat mr. K.

4 Beoordeling van het verzet

4.1 Naar het oordeel van de raad had de voorzitter uit de stukken geen andere conclusie kunnen trekken dan dat de klacht kennelijk ongegrond is.

4.2 Uit het verzetschrift blijkt dat klager verweerder met name verwijt geen contra-onderzoek tegen het rapport van het Pieter Baan Centrum te hebben laten doen, niet de getuigen te hebben opgeroepen die klager had willen laten horen en hem het proces-verbaal te hebben onthouden. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de uitleg die verweerder aan klager heeft gegeven voor het niet laten uitvoeren van een contra-expertise begrijpelijk is. Verweerder heeft verder onweersproken gesteld dat hij de lijst met door klager voorgestelde getuigen aan de rechtbank heeft gezonden en dat de voorzitter van de rechtbank heeft besloten om de getuigen niet te doen horen. Verweerder heeft tot slot onbetwist gesteld dat hij alle stukken die betrekking hadden op de strafzaak aan klager heeft doen toekomen, inclusief het proces-verbaal van de strafzaak. Hierop stuit het verzet tegen de onderdelen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich uitdrukkelijk richt, af.

4.3 Nu klager niet heeft gemotiveerd waarom de voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk ongegrond verklaring had mogen komen, moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, H.C.M.J. Karskens, R.P.F. van der Mark, M. Pannevis, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2011.

 

voorzitter       griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.