Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2252
Zaaknummer
R. 3419/10.49
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond vanwege verstrijken verzettermijn. Onjuiste mededeling van de griffier omtrent de verzettermijn, maakt het verzet niet ontvankelijk.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brieven van 3 oktober, 14 december 2008 en 2 februari 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 17 maart 2010
ontvangen door de Raad.
1.2 Bij beslissing van 12 april 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 13 april 2010.
1.3 Bij brief van 28 april 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.
1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.
1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 8 november 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Verweerder werd ter zitting bijgestaan door mr. W. Heemskerk, advocaat te ’s-Gravenhage.
2. DE KLACHT EN HET VERZET
Klager verwijt verweerder dat hij als advocaat van de wederpartij tijdens een openbare terechtzitting op 22 juli 2008, waar de pers aanwezig was, ten onrechte de eer en goede naam van klager heeft aangetast door het doen van lasterlijke uitspraken over hem.
Klager heeft gesteld dat de door verweerder gedane uitlatingen niet functioneel waren doch doelbewust zijn gedaan om klager te beschadigen en de rechter te beïnvloeden om zo een voor zijn cliënt lager te betalen voorschot te doen vaststellen.
3. VERWEER
Verweerder heeft gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in het verzet vanwege overschrijding van de termijn ex art. 46 h lid 1 Advocatenwet. Verweerder is voorts is van mening dat klager niet-ontvankelijk is in het verzet, omdat het verzet is gedaan op nader aan te voeren gronden. Ten slotte heeft verweerder gesteld dat zijn uitlatingen onderbouwd waren met stukken, correct en functioneel. Mede gegeven de grote mate van vrijheid die een advocaat toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, kunnen deze opmerkingen naar de mening van verweerder de toets van kritiek doorstaan.
4. BEOORDELING VAN HET VERZET
De Raad stelt vast dat verweerder een dag te laat verzet heeft ingesteld tegen de voorzittersbeslissing van 12 april 2010, nu de voorzittersbeslissing op 13 april 2010 aan klager is verzonden en het verzet op 28 april 2010, dus niet binnen veertien dagen na verzending, door de griffie van de Raad is ontvangen. Bij faxbrief van 28 april 2010 heeft de griffier ten onrechte aan klager medegedeeld dat klager tijdig verzet heeft ingesteld tegen de voorzittersbeslissing voornoemd. Deze mededeling van de griffier is gedaan ná het verstrijken van de verzettermijn en is overigens onjuist. Het feit dat klager vanwege zijn afwezigheid geen kennis heeft kunnen nemen van de beslissing, vormt geen verschoonbare reden voor de overschrijding van de wettelijke termijn waarbinnen het rechtsmiddel dient te zijn aangewend.
5. BESLISSING
De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. P.S. Kamminga, mr. A.J.N. van Stigt en mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2011.
griffier voorzitter