Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1571

Zaaknummer

R. 3666/11.68

Inhoudsindicatie

Indien een opvolgend advocaat erin slaagt in hoger beroep een gunstig resultaat te behalen, leidt dit er niet toe dat de eerste advocaat fouten heeft gemaakt bij zijn behandeling van de zaak en dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Nu klager de eerste declaratie van de advocaat zonder protest heeft voldaan en eerder in aanraking was gekomen met advocaten, kan klager zich niet op het standpunt stellen dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het uurtafierf van de advocaat wordt verhoogt met een percentage voor kantoorkosten en BTW.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De tuchtrechter is niet bevoegd declaratiegeschillen te beslechten, tenzij sprake is van excessief declareren. Op bais van de stukken kan dit niet worden vastgesteld.

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 31 mei 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 22 maart 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij de zaak van klager tegen de heer B. niet in behandeling had mogen nemen, gezien zijn gebrek aan expertise op het gebied van vrijheid van meningsuiting. Klager is van mening dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klager verwijt verweerder voorts dat hij buitensporig heeft gedeclareerd.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt onder meer het volgende:

- Klager is lid van de Delftse gemeenteraad voor Leefbaar Delft.

- Klager is betrokken geraakt bij een affaire die betrekking heeft op een subsidie die een voormalig wethouder, de heer B., aan een Delftse horeca-exploitant zou hebben toegezegd voor de exploitatie van twee gondels in de Delftse stadgracht.

- In de procedures die de heer B. tegen Leefbaar Delft en klager heeft aangespannen, heeft verweerder klager enige tijd bijgestaan.

 

Beoordeling van de klacht

4.1 Uit de stukken volgt dat verweerder twee lopende procedures, bij het Hof, heeft overgenomen en later nog een executiegeschil is begonnen. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat in hoger beroep de grieven al waren ingediend door de vorige advocaat van klager en voorts  aangevoerd dat daardoor zijn speelruimte beperkt was. Verweerder heeft gesteld dat hij aan klager kenbaar heeft gemaakt geen specialist op het gebied op het terrein van de vrijheid van meningsuiting te zijn.

4.2 Vooropgesteld wordt dat een advocaat de verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de zaak. Als er tussen de cliënt en de advocaat een verschil van mening bestaat over de wijze waarop een zaak moet worden behandeld en dit geschil wordt niet in onderling overleg opgelost, dan dient de advocaat zich terug te trekken uit de zaak.

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat tussen klager en verweerder een verschil van mening bestond over de wijze waarop verweerder klagers zaak behandelde. Aannemelijk is dat tussen klager en verweerder regelmatig (voor)overleg heeft plaatsgevonden over de in de procedures in te nemen stellingen, althans het tegendeel is niet komen vast te staan.  De stelling van  klager dat verweerder niet heeft gepoogd om het gerechtshof in zijn voordeel te laten beslissen is niet aannemelijk gemaakt; er is gekozen voor een bepaalde strategie, die kennelijk niet heeft uitgepakt in een zin als  door klager voorgestaan. Daaruit kan evenwel niet worden afgeleid dat verweerder evident te kort is geschoten, laat staan dat sprake is van een handelen van dien aard dat hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken  valt. Dat wordt niet anders door het feit klager als juridische leek afhankelijk is van keuzes die door zijn advocaat  worden gemaakt.

4.3 Het enkele feit dat de opvolgend advocaat van verweerder erin is geslaagd in hoger beroep in een andere procedure een gunstig resultaat voor klager te bereiken, leidt er niet toe dat verweerder fouten heeft gemaakt bij zijn behandeling van klagers zaak en dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.4 Ten aanzien van het verwijt omtrent de buitensporige declaraties van verweerder heeft verweerder onbetwist gesteld dat hij aan klager een uurtarief van € 200,00 in rekening zou brengen. Dit tarief diende te worden verhoogd met een percentage voor kantoorkosten en BTW. Klager heeft gesteld dat hij van dat laatste niet op de hoogte was. Verweerder heeft in dat kader onbetwist gesteld dat klager de eerste declaraties van verweerder zonder protest heeft voldaan. Verweerder was niet de eerste advocaat die klager had ingeschakeld en de verhoging van het tarief met kantoorkosten en BTW is in de advocatuur te doen gebruikelijk, hetgeen met zich brengt dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is.

4.5 De tuchtrechter is bovendien niet bevoegd declaratiegeschillen te beslechten, tenzij sprake is van excessief declareren. Dit laatste kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld.

4.6 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 15 april 2011.

 

Voorzitter   

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.