Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2119
Zaaknummer
R. 3665/11.67
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat hij hem niet heeft bijgestaan bij een zitting bij het gerechtshof, en voorts dat deze zijn toezeggingen en beloftes niet is nagekomen en de zaak behandeld heeft op een wijze die klager omschrijft als onaanvaardbaar, onprofessioneel en respectloos.
Inhoudsindicatie
De klacht met betrekking tot het niet bijwonen van de mondelinge behandeling wordt gegrond verklaard, aangezien verweerder zijn stelling dat hij klager op de hoogte heeft gesteld van het feit dat hij niet zelf ter zitting zou kunnen verschijnen, niet schriftelijk heeft bevestigd aan klager.
Inhoudsindicatie
Maatregel: enkele waarschuwing
Uitspraak
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 5 november 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.
Het dossier is op 22 maart 2011 bij de Raad binnengekomen.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 27 juni 2011 waarbij klager met bericht van verhindering afwezig was. Verweerder is verschenen.
FEITEN
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een hoger beroepzaak betreffende een omgangsregeling tussen klager en diens zoon en dochter.
2.2 Bij brief van 2 september 2010 heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhave verweerder meegedeeld dat er in de zaak van klager op 5 november 2010 een mondelinge behandeling zou zijn. Verweerder heeft klager dit bericht bij e-mail van 3 september 2010 toegestuurd.
2.3 Klager heeft zijn aanwezigheid bevestigd aan verweerder in een e-mail van 4 september 2010.
2.4 Op 5 november 2010 was klager zonder verweerder bij de mondelinge behandeling aanwezig. In de beschikking van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 8 december 2010 staat dat de advocaat van klager niet verschenen is.
KLACHT
3. Klager verwijt verweerder dat deze:
a. hem niet heeft bijgestaan bij de mondelinge behandeling bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage op 5 november 2010;
b. zijn toezeggingen en beloftes niet is nagekomen;
c. zijn manier van handelen met betrekking tot klagers zaken onaanvaardbaar, onprofessioneel en respectloos is.
VERWEER
4.1. Verweerder heeft uit het voorlopig dekenoordeel begrepen dat de klacht inhoudt dat verweerder niet verschenen is op de mondelinge behandeling bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 5 november 2010.
4.2. Verweerder erkent dat hij niet bij de behandeling is verschenen. Hij was verhinderd. Hij heeft klager ruim van tevoren telefonisch meegedeeld dat hij niet zelf ter zitting zou kunnen verschijnen en dat een collega-advocaat de zitting zou waarnemen. Verweerder heeft dit niet schriftelijk vastgelegd. De waarnemend advocaat had klager al in eerste aanleg bij een mondelinge behandeling bijgestaan. Deze advocaat heeft wegens problemen in het verkeer niet op tijd bij de mondelinge behandeling kunnen zijn. Na de mondelinge behandeling heeft verweerder hierover nog met klager gesproken. Hij betreurt de gang van zaken.
4.3. Verweerder kan de andere twee klachtonderdelen niet plaatsen. Verweerder heeft de omgangszaak in eerste aanleg overgenomen en heeft verder een alimentatiezaak voor klager behandeld. In eerste aanleg is er een omgangsregeling vastgesteld. In de alimentatiezaak is de alimentatie op nihil gesteld. Deze procedures zijn positief voor klager afgelopen.
4.4. Verweerder verzoekt de klachten als ongegrond af te wijzen.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Ad klachtonderdeel a.
De advocaat is gehouden om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en om deze informatie, feiten en/of afspraken waar nodig, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, schriftelijk aan de cliënt te bevestigen.
5.2 Verweerder heeft erkend dat hij zijn beweerdelijke mededeling dat hij klager op de hoogte heeft gesteld van het feit dat hij zelf niet ter zitting zou kunnen verschijnen, niet schriftelijk heeft bevestigd aan klager. Derhalve staat niet vast dat verweerder die mededeling heeft gedaan en dat komt gelet op de hiervooromschreven gedragsregel voor risico van verweerder. Verweerder had in het belang van klager zelf of middels een geschikte vervanger aanwezig moeten zijn op de zitting om de belangen die aan verweerder waren toevertrouwd te behartigen. Verweerder heeft niet kunnen aantonen voldoende te hebben gedaan om die aanwezigheid te waarborgen.
5.3 Verweerder heeft derhalve niet de zorg jegens klager in acht genomen die een advocaat in acht behoort te nemen.
5.4 Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
5.5 Ad klachtonderdelen b. en c.
Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting heeft de Raad niet kunnen vaststellen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft.
5.6 Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.
MAATREGEL
6.1 Gelet op het gegrond bevonden klachtonderdeel en in aanmerking nemende dat verweerder geen tuchtrechtelijk verleden heeft, acht de Raad de hierna te vermelden maatregel passend en geboden.
BESLISSING
7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart klachtonderdeel a. gegrond;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
legt aan verweerder voor het gegrond bevonden klachtonderdeel de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr M. Aukema, mr. R. de Haan, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, en mr. A.H. van Haga, plv. griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 augustus 2011.