Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-12-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2351

Zaaknummer

H 51 - 2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder is tekort geschoten in de behartiging van de belangen van klager.

Inhoudsindicatie

Verzet Ongegrond.

Uitspraak

 

H51-2011 Verzet

 

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

het verzet tegen de voorzittersbeslissing d.d. 31 maart 2011, verzonden op 1 april 2011,

betreffende een klacht van:

 

klager

tegen

 

 

mr. X,

advocaat te Y,

verder te noemen: verweerder

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1. Verloop van de verzetprocedure.

 

Bij brief d.d. 12 april 2011, ter griffie ontvangen op 15 april 2011, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 31 maart 2011, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 1 april 2011.

 

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 17 oktober 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 29 augustus 2011. Daarbij werd hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 3 oktober 2011. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn de gemachtigde van klager en verweerder verschenen. Klager is niet verschenen.

 

2. De feiten

 

2.1.      Klager werd in een procedure bij de kantonrechter bijgestaan door een jurist van SRK op basis van een rechtsbijstandsverzekering. Deze heeft de rechtsbijstand, die zich in de fase van het concluderen voor dupliek bevond, wegens een vertrouwensbreuk op 11 maart 2010 beëindigd. Via het Juridisch Loket werd klager vervolgens naar verweerder verwezen. Op 30 maart 2010 heeft een eerste gesprek tussen verweerder en de gemachtigde van klager plaatsgevonden. Op 31 maart 2010 heeft verweerder aan klager een overeenkomst van opdracht toegestuurd, een toevoeging aangevraagd en zich als raadsman gesteld met het verzoek om uitstel om te concluderen.

 

2.2.      Op 15 april 2010 heeft een gesprek met klager en diens gemachtigde op het kantoor van verweerder plaatsgevonden. De gemachtigde van klager had verweerder vooraf laten weten dat klager slechts 30 minuten tijd had. De aanvang van het gesprek was later dan gepland en het gesprek heeft ongeveer 20 minuten geduurd omdat klager weg moest.

 

2.3.      De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing d.d. 3 mei 2010 aanvankelijk de toevoegingsaanvraag afgewezen wegens onvoldoende (financieel) belang. Verweerder heeft klager bij brief d.d. 6 mei 2010 gevraagd  of hij zijn werkzaamheden diende voort te zetten op betalende basis.

 

2.4.      Op 21 mei 2010 is, na overleg tussen de gemachtigde van klager en de Raad voor Rechtsbijstand, door de Raad voor Rechtsbijstand alsnog een toevoeging verleend. Op 26 mei 2010 heeft de gemachtigde van klager aan verweerder telefonisch bericht dat klager zich tot een andere advocaat had gewend.

 

2.5.      Verweerder heeft ter rolzitting d.d. 3 juni 2010 een akte niet in staat genomen.

 

2.6.      Op 9 juni 2010 heeft de opvolgende advocaat zich tot verweerder gewend, betreffende de overdracht van de zaak. Bij brief d.d. 7 februari 2011 heeft de opvolgende advocaat verweerder een voorstel betreffende de verdeling van de toevoegingsgelden gedaan.

 

3. De klacht

 

3.        De klacht bestaat uit het volgende:

                                  1. Verweerder heeft onvoldoende aandacht geschonken aan de behartiging van de belangen van klager.

                                         2. Verweerder maakte ten onrechte aanspraak op het grootste deel van de toevoeging en heeft om die reden het dossier niet aanstonds overgedragen.

 

4. Beslissing van de voorzitter

 

4.        Voor zover voor de behandeling van het verzet van belang heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat klager niet concreet heeft gemaakt in welk opzicht verweerder tekort zou zijn geschoten in de behartiging van de belangen van klager. Ter zake klachtonderdeel 2 heeft de voorzitter klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat klager geen eigen belang bij dit klachtonderdeel heeft.

 

5. Het verzet

 

5.        Het verzet bestaat uit het volgende

            1.     In april 2010 heeft de gemachtigde van klager diverse keren verweerder verzocht te reageren. Verweerder reageerde echter niet inhoudelijk.

            2.     Verweerder heeft de stukken niet echt bestudeerd en heeft klager niet serieus genomen.

 

    

 

6. Beoordeling van het verzet

 

6.1.              De raad is van oordeel dat uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geenszins is gebleken dat verweerder is tekort geschoten in de behartiging van de belangen van klager. Verweerder heeft de stukken bestudeerd en een afspraak met klager gemaakt. Klager heeft zijn verwijt dat verweerder klager niet serieus heeft genomen niet concreet gemaakt. In de opdrachtbevestiging is vastgelegd dat verweerder eerst een aanvang zou maken met zijn werkzaamheden zodra de toevoeging zou zijn verleend. Van het feit dat verweerder in april 2010 niet inhoudelijk op verzoeken van klager heeft gereageerd kan hem dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dit heeft voor klager ook tot geen enkel nadeel geleid.

 

6.2.      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

7. Beslissing

 

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. A.A.J. Maat, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 12 december 2011

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                    mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                          voorzitter.

 

 

 

 

 

Verzonden op: 13 december 2011

 

 

 

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.