Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-01-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1397
Zaaknummer
5857
Inhoudsindicatie
Geen hoger beroep mogelijk tegen beslissing van de Raad van Discipline waarin het verzet tegen een beslissing van de voorzitter ongegrond wordt verklaard. klaagster niet ontvankelijk.
Uitspraak
10 januari 2011
No. 5857
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het verzet van
klaagster
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort `s Gravenhage (verder: de raad) van 5 juli 2010, nummer R.3349/09.181, aan partijen toegezonden op 6 juli 2010, waarbij het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 30 november 2009 ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 4 augustus 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Bij beslissing van 16 augustus 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het hof klaagster kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 16 augustus 2010.
2.3 De verzetschriftuur van klaagster is door de griffie van het hof ontvangen op 25 augustus 2010. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 november 2010, waarbij klaagster, vergezeld van haar zoon, is verschenen.
2.4 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3. De beoordeling
3.1 Naar aanleiding van het verzet overweegt het hof als volgt. Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de Raad van Discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet-ontvankelijk wordt verklaard geen rechtsmiddel openstaat. Het hof oordeelt dat de plaatsvervangend voorzitter van het hof dit terecht heeft overwogen in haar beslissing van 16 augustus 2010.
3.2 Dit betekent dat aan klaagster niet de mogelijkheid toekomt om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad. De plaatsvervangend voorzitter van het hof heeft dus terecht geoordeeld dat klaagster niet kan worden ontvangen in het door haar ingestelde beroep. Het verzet van klaagster dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 16 augustus 2010 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs R.W. de Ruuk, W.M. Poelmann, H. van Loo en G.J. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2011.