Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1842
Zaaknummer
11-40
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft doelbewust en heimelijk getracht de behandeling van een bij klager in behandeling zijnde letselschade zaak over te nemen, terwijl hij wist dat dit niet de bedoeling was, noch van klager, noch van zijn cliënt. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
11-40
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM
Inzake:
X
kantoorhoudende te A,
klager,
hierna: klager
tegen:
mr. Y
advocaat te B,
beklaagde,
hierna: verweerder
1.
Klager heeft bij brief van 9 december 2010 bij de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement C. een klacht tegen verweerder ingediend. De klacht is door de deken onderzocht en na afronding van zijn onderzoek heeft de deken de klacht met de bijgevoegde stukken bij brief d.d. 6 april 2011 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 8 april 2011 door de raad ontvangen.
2.
De klacht luidt als volgt:
Verweerder heeft doelbewust en heimelijk getracht de behandeling van een bij klager in behandeling zijnde letselschade zaak over te nemen, terwijl hij wist dat dit niet de bedoeling was, noch van klager, noch van zijn cliënt.
3.
De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.
4.
Klager heeft de klacht als volgt toegelicht.
Klager heeft in maart 2003 de letselschade zaak van de heer V in behandeling gekregen. Omdat de namens de wederpartij bij de zaak betrokken WAM-assuradeur in 2010 bij de rechtbank B een verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigen bericht had ingediend en klager geen advocaat meer is heeft klager vervolgens aan de heer V gevraagd om een advocaat te benaderen, die namens hem in bedoelde procedure een verweerschrift kon indienen. Duidelijk is toen afgesproken, dat klager de zaak verder zou blijven behandelen en de advocaat alleen het verweerschrift zou indienen. Op 30 november 2010 heeft verweerder telefonisch contact met klager opgenomen en hem meegedeeld dat de heer V zich tot hem had gewend en hem had gevraagd (uitsluitend) het verweer in bedoelde procedure te behandelen. Verweerder heeft toen niet aangegeven dat hij de zaak had overgenomen. Dit terwijl de heer V reeds op 29 november 2010 een medische machtiging had ondertekend. Die machtiging had tot doel om het medisch dossier bij hem op te vragen, teneinde de zaak over te nemen. Verweerder heeft klager in genoemd telefoongesprek dus voorgelogen. Indien het de wens van de heer V was geweest, dat verweerder de behandeling van de zaak volledig zou overnemen had hij – alvorens hiertoe over te gaan – eerst met klager moeten overleggen.
5.
Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.
Verweerder heeft de heer V niet overgehaald om de zaak geheel en al aan hem over te dragen. Verweerder heeft zich juist terughoudend opgesteld en heeft alvorens de zaak over te nemen overleg met klager gepleegd. Het is de gewoonte van verweerder om bij de intake van een letselschade zaak de cliënt een medische machtiging te laten ondertekenen.
In het telefoongesprek van 30 november 2010 heeft verweerder wel degelijk gezegd, dat de heer V hem had verzocht de zaak over te nemen. Op 8 december 2010 heeft verweerder telefonisch contact gehad met de heer V. In dat gesprek heeft verweerder de heer V meegedeeld, dat klager hem had gezegd de zaak liever zelf te willen blijven behandelen en dat het mogelijk was, dat klager kosten bij hem in rekening zou brengen, voor zover deze niet door de verzekeraar waren betaald. Op de vraag van verweerder of klager bij zijn verzoek bleek om de zaak geheel over te nemen antwoordde klager toen, dat dit het geval was. Vervolgens heeft verweerder besloten de zaak over te nemen en heeft hij dit aan klager bericht.
6.
De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.
De lezing van de feiten van beide partijen verschilt in belangrijke mate, zodat de voorzitter niet kan vaststellen hoe de feitelijke gang van zaken is geweest. Daarmee is de verweten gedraging niet komen vast te staan.
HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:
De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 2 mei 2011 door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 6 mei 2011.
Voorzitter