Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-11-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2207
Zaaknummer
11-061U
Inhoudsindicatie
Verzetzaak.
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij, die – naar de kern genomen – inhoudt dat verweerster stellingen heeft ingenomen die in strijd zijn met het recht. Verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 30 november 2011
in de zaak 11-061U
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de
beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:
Mevrouw
k l a a g st e r
tegen:
Mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 28 februari 2011, bij de raad binnengekomen op 1 maart 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 14 maart 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 maart 2011 aan klaagster is verzonden.
1.3 Bij brief van 22 maart 2011, bij de raad binnengekomen op 28 maart 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 27 september 2011 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster was met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klaagster bij brief van 22 maart 2011, alsmede de brief van klaagster van 25 september 2011, bij de raad ontvangen op 27 september 2011.
2. De klacht; het verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat zij, als advocaat van de wederpartij van klaagster, op onjuiste wijze en in strijd met de wetgeving de belangen van haar cliënte heeft behartigd. Verweerster treedt daarbij met voeten de regels die zijn vastgelegd in de CAO, de wet en de grondwet en stelt maar lukraak eisen, met alle gevolgen van dien voor klaagster, die daardoor min of meer vogelvrij wordt verklaard.
2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klaagster voert als gronden voor verzet aan dat:
1) de plaatsvervangend voorzitter ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat verweerster niet in strijd heeft gehandeld met de normen dat (a) een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en (b) een advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
2) de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter betekent dat advocaten, die geacht worden de wet te kennen en na te leven, deze willekeurig mogen negeren als zij het er persoonlijk niet mee eens zijn.
3. Feiten
3.1 Voor de vaststelling van de feiten – voor zover relevant voor deze beslissing – verwijst de raad naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter d.d. 14 maart 2011. Het verzetschrift bevat geen gronden die nopen tot aanvulling of wijziging in de vaststelling van de feiten.
4. Beoordeling van het verzet; de klacht
4.1 Het verzet en de klachten die daaraan ten grondslag liggen, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
In lijn met vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, neemt de raad – evenals de plaatsvervangend voorzitter – tot uitgangspunt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt, binnen de door de plaatsvervangend voorzitter aangegeven grenzen.
4.2 Naar de kern genomen betreffen het verzet en de klacht de stelling dat verweerster bij haar bijstand aan haar cliënte in het civiele geschil tussen klaagster en de cliënte van verweerster, stellingen heeft ingenomen die strijdig zijn met het recht. Klaagster voert een groot aantal redenen aan waarom de stellingen die verweerster namens haar cliënte heeft ingenomen onjuist zouden zijn. Het is echter niet aan de tuchtrechter om over de inhoud van de in het civiele geschil ingenomen stellingen te oordelen, maar aan de civiele rechter. Tuchtrechtelijk komt het er slechts op aan of verweerster heeft gehandeld binnen de haar toekomende vrijheid als advocaat.
4.3 De plaatsvervangend voorzitter heeft terecht deze toets aangelegd en is terecht tot de conclusie gekomen dat verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt valt te maken. Dat zij feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist zijn, is niet gebleken en ten aanzien van het recht mag een advocaat in beginsel de opvatting verdedigen die hem in het belang van zijn cliënte lijkt. Het verzetschrift bevat geen nieuwe gezichtspunten die ertoe zouden leiden dat de plaatsvervangend voorzitter op onjuiste gronden tot zijn beslissing is gekomen.
4.4 Er is derhalve geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en het verzet moet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, P. van Lingen, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 30 november 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.