Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1701

Zaaknummer

M 177-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Excessief declareren is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

Dat de Raad van Toezicht klager in de begrotingsprocedure niet heeft gehoord, kan verweerder niet worden aangerekend.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

M 177-2010 Verzet

 

Raad van Discipline

 

In het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

het verzet van:

 

 

X

klager,

 

tegen

 

1.         Y

            verweerster sub 1,

2.         Z

            verweerder sub 2.

 

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

 

1.                  Verloop van de verzetprocedure.

 

Bij brief d.d. 20 oktober 2010, door de raad ontvangen op 25 oktober 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 6 oktober 2010, welke beslissing aan klager, verweerders en de deken werd toegezonden op 12 oktober 2010.

 

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 14 februari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van

10 december 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 31 januari 2011. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Bij de mondelinge behandeling is klager verschenen. Verweerders zijn niet verschenen.

 

 

2.         De feiten

 

2.1.      Verweerder sub 2 heeft voor klager werkzaamheden verricht. Verweerder heeft hiervoor een uurtarief van € 175,-- in rekening gebracht. Verweerder heeft op

            18 februari 2009 een begrotingsverzoek bij de Raad van Toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht ingediend van zijn door klager betwiste declaraties d.d. 2 oktober 2007 ad € 419,42 en d.d. 25 oktober 2007 ad € 110,37, aldus totaal € 529,79.

 

2.2.      De raad van toezicht heeft de betwiste declaraties bij beslissing d.d. 1 maart 2010 begroot op € 419,42 en € 110,37, aldus totaal € 529,79. De raad van toezicht oordeelde dat de hoogte van de declaraties, alle omstandigheden in aanmerking genomen, een redelijk salaris opleverde. Het uurtarief ad € 175,-- werd door de raad als niet onredelijk beoordeeld.

 

 

3.         De klacht

 

3.1.      De klacht houdt in:

 

-          Verweerder heeft meer werkzaamheden gedeclareerd dan hij daadwerkelijk voor klager heeft verricht;

-          Verweerder heeft een onevenredig uurtarief gehanteerd;

-          Verweerder heeft geen uitvoering gegeven aan de afspraak om aan klager een „vriendenprijs“ in rekening te brengen.

-           

 

4.         Beslissing van de voorzitter

 

            De voorzitter heeft de klacht voor zover die is ingediend tegen verweerster sub 1 niet-ontvankelijk verklaard en heeft de klacht voor zover die is gericht tegen verweerder sub 2 als kennelijk ongegrond afgewezen omdat van excessief declareren niet is gebleken. 

 

 

5.         Het verzet

 

            Klager heeft ter zitting aangegeven dat zijn klacht met name voortvloeit uit het feit dat hij niet is gehoord in de begrotingsprocedure. Voor het overige heeft hij geen bezwaren tegen de beslissing van de voorzitter.

           

6.         Beoordeling van het verzet

 

6.1.      De raad stelt vast dat verweerder sub 2 het dossier ter begroting heeft voorgelegd aan de Raad van Toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht, inclusief de declaraties en urenverrichtingen. De Raad van Toezicht heeft op 1 maart 2010 de begrotingsbeslissing genomen. Uit die beslissing blijkt dat aan klager bij aangetekende brief d.d. 9 december 2009 door verweerder is verzocht zijn bezwaren tegen de declaraties binnen vier weken aan de Raad van Toezicht ter kennis te brengen.

 

6.2.      Klager beklaagt zich erover dat hij in de begrotingsprocedure niet is gehoord. Dat kan verweerder sub 2 naar het oordeel van de raad evenwel niet worden aangerekend. Niet is gebleken dat verweerder sub 2 op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

 

6.3.      De raad komt tot de slotsom dat het verzet niet heeft geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

 

 

7.                  Beslissing

 

 

 

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. J.D.E. van den Heuvel, I.E.M. Sutorius, Th. Kremers, A.A. Freriks, leden,  in aanwezigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 11 april 2011.

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. M.I.J. Hegeman,

 

griffier                                                                                     voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Verzonden op: 21 april 2011,

 

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.