Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2093

Zaaknummer

R. 3588/10.218

Inhoudsindicatie

Geen gronden voor verzet aangevoerd: verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 22 juni 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de De-ken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 10 december 2010 ontvangen door de Raad.

1.2 Bij beslissing van 20 december 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 23 december 2010.

1.3 Bij faxbrief van 6 januari 2011 heeft klager verzet aangetekend tegen voormel-de beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage heb-ben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 4 juli 2011. Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is, met schriftelijk vooraankondiging niet verschenen.

 

2. DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij niet veel voor klager heeft gedaan. Klager heeft meer dan € 12.000,-- aan verweerder betaald ter zake declaraties, maar de tegenprestatie van verweerder is nihil.

De gronden van het verzet

Klager heeft geen gronden van verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van zijn klacht.

 

3. VERWEER

Verweerder heeft gesteld dat hij klager talloze malen heeft moeten verzoeken om betaling van zijn declaraties en dat hij zijn declaraties heeft gematigd. Toen klager ondanks veelvuldig verzoek van verweerder weigerde te betalen, heeft verweerder klager te kennen gegeven zijn werkzaamheden te beëindigen. Verweerder heeft gesteld dat de verwijten van klager niet concreet zijn. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij klager steeds stipt op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken en ook voortdurend duidelijk heeft gemaakt dat een minnelijke regeling met de Rabobank uitsluitend mogelijk is als ook de Rabobank zich daartoe bereid verklaart.

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

Klager heeft geen gronden van verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van zijn klacht. De Raad volgt dan ook het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne. Ten overvloede overweegt de Raad dat het zorgvuldiger ware geweest indien verweerder de finan-ciële afspraken met klager vooraf schriftelijk had vastgelegd, middels een op-drachtbevestiging, zodat over deze afspraken achteraf geen onduidelijkheid had kunnen bestaan. 

 

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.P. Heinrich, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2011.

 

 

griffier voorzitter