Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2166

Zaaknummer

6004

Inhoudsindicatie

Verweerder trad op voor ex partner van klaagster nadat zij daar toestemming voor had gegeven. Ongegrond.

Uitspraak

 

         

         

2 september 2011

No. 6004

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klaagster

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 31 januari 2011, onder nummer 10-137, aan partijen toegezonden op 31 januari 2011, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 februari 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

 

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 juli 2011, waar klaagster en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 De klacht alsmede de toelichting daarop luiden als volgt:

a. verweerder heeft, nadat hij aanvankelijk in een echtscheidingszaak voor zowel klaagster als haar toenmalige partner, R., als echtscheidingsbemiddelaar was opgetreden, in de opvolgende echtscheidingsprocedure de rechtsbijstand aan R. voortgezet. Verweerder had zelf moeten beslissen om R. niet bij te staan, omdat hij beschikte over allerlei persoonlijke wetenschap uit de oude situatie.

b. in stukken en brieven, die verweerder in de na beëindiging van de bemiddeling aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure heeft opgesteld, heeft verweerder blijk gegeven van persoonlijke minachting van klaagster. Dit gebeurde ook tijdens de eerste zitting. Daar heeft verweerder gesteld dat klaagster loog.

4. De feiten

 De raad heeft in rechtsoverweging 3 een aantal feiten vastgesteld die door partijen niet zijn bestreden. Deze feiten dienen ook het hof tot uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1. Het hof stelt vast dat de volgende passage uit de beslissing van de raad:

‘Verweerder stelt, dat hij op 2 december 2009 aan de rechtbank alleen termijnverlening heeft gevraagd en geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd’

- zoals door de klaagster terecht gesteld - onjuist is omdat verweerder op 2 december 2009 het verweerschrift in de echtscheidingszaak had ingediend.

Deze vaststelling neemt niet weg dat verweerder schriftelijk heeft ingestemd met de door klaagster gewenste peildatum (weliswaar laat, namelijk op 11 december 2009) waarmee aan de door klaagster gestelde voorwaarden voor zijn optreden voor R. was voldaan. In genoemd verweerschrift is de peildatum overigens ook niet aan de orde gesteld.

5.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft verder niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.

 

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.C. van Oven, A.D.R.M. Boumans en H.D. Cotterell, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2011.