Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-06-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1741
Zaaknummer
10-414A
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder traagheid bij het kenbaar maken aan de officier van justitie en de rechtbank over het feit dat hij niet langer optrad als advocaat van klager. Klacht ongegrond en verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 15 juni 2011
in de zaak 10-414 A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 16 november 2010, door de raad ontvangen op 18 november 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij beslissing van 17 december 2010 heeft de voorzitter van de raad van discipline de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 december 2010 aan klager is verzonden. Bij brief van 3 januari 2011, door de raad ontvangen op 4 januari 2011 heeft klager verzet aangetekend tegen deze beslissing.
1.2 Het verzet is behandeld ter zitting van 4 april 2011. Ter zitting zijn verschenen klager en verweerder. Van de zitting van 4 april 2011 is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en
- de stukken genummerd onder 1 t/m 12 in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.
2 De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:
(a) te weigeren namens klager te verzoeken een aantal getuigen op te roepen in het kader van de strafzaak tegen klager;
(b) te weigeren direct nadat klager verweerder had verzocht de behartiging van zijn belangen te staken dat mee te delen aan de Officier van Justitie en de strafgriffie van de rechtbank, en
(c) te lang te wachten met de overdracht van het dossier aan de opvolgend advocaat van klager, waardoor de strafzaak van verweerder voor onbepaalde tijd is aangehouden hetgeen een langere gevangenhouding van klager tot gevolg heeft gehad.
3. Het verzet
Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard nu:
(i) de voorzitter de feiten niet juist althans onvolledig heeft weergegeven in zijn beslissing, en
(ii) de klacht van klager onjuist, althans onvolledig heeft beoordeeld.
4. De feiten
4.1 Klager is door verweerder bijgestaan in verband met een strafrechtelijke vervolging. Verweerder was de derde advocaat in deze strafzaak. Verweerder heeft namens klager een verzoek tot opheffing/schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend, dat op 9 augustus 2010 in een raadkamerzitting is behandeld. Omdat verweerder niet bereid bleek te verzoeken de door klager genoemde getuigen te horen in het kader van het strafrechtonderzoek, heeft klager verweerder meegedeeld dat hij de belangenbehartiging van klager diende te staken.
4.2 Bij brief van 10 augustus 2010 heeft verweerder aan klager ondermeer het volgende bericht: “Vanaf heden bent u niet mijn advocaat meer in die strafzaak […] Hier verzoek ik u een verklaring naar de rechtbank Amsterdam te sturen dat verklaart dat u (en uw college mw. X) gefungeerd heb en ik moet kopie van dat verklaring ontvangen. Als u weigert te fungeren of beweert dat u nog de verantwoordelijke advocaat voor die strafzaak […] is uw gedrag tegen de wet en strafbaar.
4.3 Per brief van 15 augustus 2010 heeft klager verweerder opnieuw verzocht de officier van justitie en de griffier van de rechtbank Amsterdam te laten weten dat verweerder niet langer fungeerde als zijn advocaat. Op 26 augustus 2010 ontving verweerder bericht van de nieuwe advocaat van klager. Op 30 augustus 2010 heeft verweerder het dossier doorgestuurd aan de nieuwe advocaat van klager.
5. Beoordeling van het verzet
Klager heeft in zijn verzetschrift vermeld dat de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 december 2010 door hem op 29 december 2010 is ontvangen. Het verzetschrift is door hem per aangetekende post verstuurd op 3 januari 2011 en door de raad ontvangen op 4 januari 2011. Gelet op de in artikel 46 H Advocatenwet genoemde termijn is het verzet derhalve te laat ingediend. Naar het oordeel van de raad was het, ondanks de verlate ontvangst van de beslissing door klager, mogelijk geweest om het verzetschrift tijdig in te dienen. De termijn was daarvoor weliswaar kort maar niet onhaalbaar, zodat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten overvloede merkt de raad nog op dat ook wanneer het verzet wel tijdig zou zijn ontvangen het oordeel van de raad gelijkluidend zou zijn geweest aan het oordeel van de voorzitter in de beslissing van 17 december 2010.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2011 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, A. Gerritsen-Bosselaar, H.C.M.J. Karskens, M. Pannevis, leden en mr. D.J.L. Siegers als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is op 15 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Tegen deze beslissing in geen hoger beroep mogelijk.