Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA2557
Zaaknummer
64/11
Inhoudsindicatie
Een advocaat kan niet verweten worden dat diens rechtsbijstand in een strafzaak niet voldoende met de cliënt is voorbereid, indien de cliënt aangeeft op geen enkele wijze bereid te zijn hierover met de advocaat te spreken. De klacht is kennelijk ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 64/11
Bij brief, gedateerd 18 juli 2011, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, is op 19 juli 2011 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van
mevrouw [ ]
klaagster
tegen
mr. [ ]
verweerder
De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.
Feiten
Verweerder is aan klaagster toegevoegd in een strafzaak tegen klaagster. In deze strafzaak werd klaagster (onder meer) verdacht van een poging van zware mishandeling, van bedreiging en van belediging van een ambtenaar, zijnde de laatste de burgemeester van de gemeente N. Verweerder heeft klaagster in de stafzaak bijgestaan.
Klaagster is rond de tijd dat de strafzaak tegen haar speelde op grond van een vonnis van de voorzieningenrechter te Lelystad bij verstek veroordeeld tot ontruiming van een door haar van woningbouwvereniging M. gehuurde woning te E. Verweerder heeft in die procedure, die heeft geleid tot het ontruimingsvonnis, geen werkzaamheden voor klaagster verricht. Hij was ook niet aan haar toegevoegd als raadsman en had ook overigens geen opdracht om ter zake werkzaamheden te verrichten.
Klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Klaagster verwijt verweerder dat hij onvoldoende kritisch is geweest, niet naar haar heeft geluisterd en zijn pleidooi in de strafzaak heeft beperkt tot allerlei procedurele opmerkingen. Verweerder heeft zijn werkzaamheden beneden de maat verricht. Hij had moeten inzien dat er veel ontbrak in het onderzoek. Verweerder heeft aan klaagster geen enkele steun verleend en ook niet de tijd genomen om zich daadwerkelijk in de zaak te verdiepen. Bovendien heeft verweerder niet eens met klaagster gesproken voor de zitting.
Verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Verweerder is van oordeel dat hij klaagster deugdelijk en adequaat heeft bijgestaan in enerzijds de strafzaak en anderzijds de huurzaak.
Ten aanzien van de strafzaak tegen klaagster merkt verweerder op dat hij op 12 januari 2010 is verschenen bij de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Lelystad maar dat klaagster niet verscheen. Op 25 mei 2010 zou de strafzaak tegen klaagster inhoudelijk worden behandeld. Daaraan voorafgaand heeft verweerder klaagster voor een bespreking op 11 mei 2010 op zijn kantoor uitgenodigd. Klaagster is niet verschenen en is evenmin ingegaan op het aanbod van verweerder om bij haar thuis de zitting voor te bereiden. Nadat op 25 mei 2010 de strafzaak tegen klaagster was behandeld, waarbij klaagster aanwezig was, heeft verweerder nog voor crisisopvang van klaagster zorg gedragen.
Ten aanzien van de huurzaak stelt verweerder dat hij klaagster enkel heeft geadviseerd over haar mogelijkheden om succesvol in verzet te gaan tegen een ontruimingsvonnis d.d. 4 mei 2010 van de voorzieningenrechter te Lelystad. Verweerder heeft met klaagster afgesproken in deze zaak zelf geen inhoudelijke werkzaamheden te verrichten. Verweerder heeft klaagster daarbij geadviseerd een advocaat te zoeken in haar eigen woonplaats.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klachten van klaagster niet terecht zijn.
Beoordeling
De voorzitter begrijpt uit de stukken dat de klacht betreft het handelen van verweerder in de strafzaak.
De voorzitter is van oordeel dat verweerder geen enkel verwijt te maken valt.
Uit de stukken blijkt (zulks is niet weersproken) dat verweerder voor de behandeling van de strafzaak op 25 mei 2010 klaagster heeft uitgenodigd om de zaak op 11 mei op zijn kantoor te bespreken. Klaagster is niet verschenen en is ook niet ingegaan op het aanbod van verweerder om bij haar thuis de zitting voor te bereiden. Verder is gebleken dat verweerder voor de zitting toch nog kort met klaagster heeft gesproken en dat verweerder ter zitting het woord heeft gevoerd aan de hand van een pleitnota.
Dat verweerder niet ruim voor de zitting inhoudelijk overleg heeft kunnen voeren met klaagster is aan haarzelf te wijten omdat zij verweerder daartoe niet in de gelegenheid heeft gesteld. Onder die omstandigheden kan niet gesteld worden dat verweerder de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd.
Ook blijkt uit de pleitnota niet dat verweerder zich heeft beperkt tot alleen maar procedurele opmerkingen.
Voorts blijkt uit de stukken dat klaagster steeds schriftelijk door verweerder op de hoogte is gehouden van de stand van zaken.
De voorzitter komt dan ook tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Beslissing
De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.
Aldus gegeven op 11 augustus 2011 te Groningen door mr. C. van den Noort, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.C. van der Kwaak - Wamelink.