Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1867
Zaaknummer
11-47
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat die zaak van klager onvoldoende heeft behandeld. Verweerder wordt het verwijt gemaakt klager niet op tijd bezocht te hebben; de stukken onvoldoende te hebben besproken, (mede) de hand te hebben gehad in het vervroegen van de zitting; in strijd met de wens van klager een rechterlijke machtiging te hebben bepleit en klager op zitting belachelijk te hebben gemaakt; niet bereikbaar te zijn en geen beroep in cassatie te hebben ingesteld en niet onmiddellijk stukken te hebben afgegeven. Klacht bij voorzittersbeslissing kennelijk ongegrond verklaard.
Uitspraak
11-47
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM
Inzake:
X
wonende te A,
klager,
hierna: klager
tegen:
mr. Y
advocaat te B,
beklaagde,
hierna: verweerder
1.
Klager heeft bij brief van 8 april 2010 bij de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Zutphen een klacht tegen verweerder ingediend. De klacht is door de deken onderzocht en na afronding van zijn onderzoek heeft de deken de klacht met de bijgevoegde stukken bij brief d.d. 18 april 2011 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 19 april 2011 door de raad ontvangen.
2.
De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.
3.
De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens.
Tijdens zijn verblijf in de P.I. is klager detentie – ongeschikt verklaard, waarna hij is overgeplaatst naar Z. Verweerder heeft klager in het kader van de piketregeling BOPZ bijgestaan.
4.
Klager beklaagt zich erover, dat verweerder zijn belangen onvoldoende heeft behartigd. In het bijzonder verwijt klager verweerder het volgende.
a.
Verweerder heeft te kort voor de rechtszitting contact met klager gezocht en heeft daarbij niet de inhoud van de zaak en de stukken besproken en verweerder heeft voorts in samenwerking met het Openbaar Ministerie de tweede zitting naar voren geschoven,
b.
Verweerder heeft tijdens de zitting tegen de wens van klager in een rechterlijke machtiging bepleit en klager belachelijk gemaakt,
c.
Verweerder was niet bereikbaar toen hij (klager) contact met hem zocht om een beroep in cassatie te bespreken en heeft daarna ook niet terug gebeld en namens klager geen cassatie ingesteld.
d.
Verweerder heeft niet direct de processtukken afgegeven, waarom klager had verzocht.
5.
Verweerder stelt, dat hij zijn werk als raadsman van klager naar behoren heeft verricht.
Meer in het bijzonder heeft verweerder tot zijn verweer het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van klachtonderdeel a.
Verweerder heeft ruimschoots voor de zitting met klager gesproken. Op dat moment waren wel degelijk stukken aanwezig, waaronder het autonoom verzoek voorlopige machtiging, de geneeskundige verklaring opgesteld door een psychiater en een verwijzingsbeschikking van de rechtbank B. Als gevolg van het feit dat klager naar Z was overgeplaatst was de zaak naar de rechtbank A verwezen.
De inhoud van de geneeskundige verklaring heeft verweerder met klager besproken en klager heeft zijn mening daarover kunnen geven. De behandeling is tijdens de eerste zitting van 30 juni 2009 aangehouden en op 1 juli 2009 voortgezet. De tweede zitting is inderdaad naar voren geschoven, maar op het verzetten van de zitting heeft verweerder uiteraard geen invloed gehad. Voorafgaande aan die tweede zitting heeft verweerder met klager de relevante delen uit het proces verbaal van de eerdere zitting besproken.
Ten aanzien van klachtonderdeel b.
Verweerder ontkent, dat hij klager tijdens de zitting belachelijk heeft gemaakt en dat hij een rechterlijke machtiging heeft bepleit. Tijdens een voorgesprek in een bopz- zaak geeft een cliënt aan wat zijn mening is over het verzoek van de officier van justitie. Het standpunt van de cliënt neemt verweerder uiteraard mee in zijn pleidooi tijdens de zitting. Tijdens het eerste gesprek met klager was nog niet bekend wat de behandelend psychiater tijdens de zitting naar voren zou gaan brengen.
Ten aanzien van klachtonderdeel c.
Verweerder is niet altijd op kantoor aanwezig, maar wel telefonisch bereikbaar. Verweerder heeft klager op een deugdelijke wijze geïnformeerd over de mogelijkheid van beroep in cassatie.
Ten aanzien van klachtonderdeel d.
Verweerder herinnert zich op enig moment door de vader van klager te zijn gebeld met het verzoek om het proces verbaal van de strafzaak ten behoeve van zijn zoon te mogen ophalen. Het proces verbaal heeft verweerder vervolgens meegegeven.
6.
De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.
Ten aanzien van klachtonderdeel a.
Verweerder heeft het verwijt, dat hij de behandelingen van de zaak met klager onvoldoende heeft voorbereid en/of tijdens de behandeling onvoldoende bijstand heeft verleend gemotiveerd betwist. Door klager is onvoldoende gesteld om dit klachtonderdeel aannemelijk te oordelen. Klachtonderdeel a. is derhalve kennelijk ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b.
Uit de stukken valt niet af te leiden, dat verweerder klager belachelijk heeft gemaakt of een rechterlijke machtiging heeft bepleit, hetgeen ten stelligste door verweerder wordt ontkend. Klachtonderdeel b. is derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag kennelijk ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel c.
Bij de stukken bevindt zich een brief van verweerder aan klager van 17 juli 2009, waarin hij klager heeft gewezen op de mogelijkheid beroep in cassatie in te stellen en met de mededeling dat hij daarvoor een andere advocaat diende in te schakelen. Voorts heeft verweerder in deze brief een collega advocaat genoemd die dat zou kunnen doen. Meer kon van verweerder niet verwacht worden. Klachtonderdeel c is derhalve kennelijk ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel d.
Door klager is niet weersproken, dat verweerder het proces verbaal aan de vader van klager heeft afgegeven. Nu deze klacht door klager niet nader is toegelicht, oordeelt de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:
De klacht van klager tegen verweerder is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 16 mei 2011 door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 18 mei 2011.
Voorzitter