Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2143

Zaaknummer

11-093A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij over wijze van procederen kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 22 november 2011

in de zaak 11-093A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

Mevrouw

p/a:

k l a a g s t e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 17 maart 2011, bij de raad binnengekomen op 18 maart 2011, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 4 april 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 april 2011 aan klaagster is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 april 2011, door de raad ontvangen op 15 april 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 september 2011 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

  beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 15 april 2011.

 

2 Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klaagster is verwikkeld geweest in een arbeidsconflict met haar werkgever, die bij werd gestaan door  verweerster. De werkgever van klaagster heeft verweerster met ingang van

1 mei 2007 ontslagen, welk ontslag door klaagster is aangevochten. Voorafgaande aan het ontslag heeft een mediationtraject plaatsgevonden dat voortijdig is beëindigd en zijn diverse besprekingen gevoerd met de bij de re-integratie van klaagster betrokken partijen, waaronder de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige. Zo heeft op 1 november 2006 een gesprek plaatsgevonden tussen twee vertegenwoordigers van de cliënten van verweerster, de bedrijfsarts, de arbeidsdeskundige en verweerster. Verweerster heeft van dit gesprek een verslag gemaakt. Verder heeft op 19 december 2006 een bespreking plaatsgevonden tussen een bestuurslid en een personeelsmedewerker van de cliënten van verweerster en klaagster. Van deze bespreking is een verslag gemaakt. In 2008 en 2010 zijn verschillende procedures gevoerd bij de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep, in welke procedures het (hoger) beroep van klaagster steeds ongegrond is verklaard.

3 De klacht/het verzet

3.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a. in de procedures gebruik heeft gemaakt van oneigenlijke middelen, zoals het

  valselijk construeren van werkweigering en het gebruik maken van 

  gespreksverslagen die valselijk zijn opgemaakt;

b. bij de procedure voor de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2010 een niet

  gebruikelijk fax aan de Centrale Raad van Beroep heeft verzonden, waarin de

  Centrale Raad van Beroep werd opgeroepen bepaalde getuigen niet te horen c.q.

  niet op te roepen;

c.  in haar verweerschriften van 21 november 2006 en 26 november 2007 heeft

  gerefereerd aan al dan niet gefingeerde (telefonische) contacten met de advocaten

  van klaagster;

d.  op 21 november 2006 een verweerschrift heeft ingediend waarin wordt verwezen

  naar tal van bijlagen die ontbreken.

3.2  Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard nu de voorzitter uit is gegaan van feitelijke onjuistheden. Zo is de voorzitter er ten onrechte vanuit gegaan dat klaagster bij het gesprek op 1 november 2006 aanwezig was. Verder is de voorzitter volgens klaagster voorbijgegaan aan het feit dat verweerster wist dat er van de bespreking op 19 december 2006 twee verschillende verslagen bestaan. Een en ander volgt uit door klaagster als producties overgelegde e-mails genummerd V, VI en VII, welke e-mails volgens klaagster bij verweerster bekend zijn.

 

4 Beoordeling van het verzet

4.1 Het verzetschrift richt zich met name tegen de beslissing van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel a, te weten het door verweerster gebruik maken van valselijk opgemaakte gespreksverslagen. Desgevraagd heeft de gemachtigde van klaagster ter zitting bevestigd dat het verzet zich uitsluitend tot dat klachtonderdeel beperkt. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen zijn bij verzetschrift noch ter zitting nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht.

4.2 Op zichzelf heeft klaagster gelijk waar zij stelt dat in de beslissing van de voorzitter ten onrechte wordt aangenomen dat zij bij het gesprek op 1 november 2006 aanwezig is geweest. Dit maakt de beoordeling van het klachtonderdeel echter niet anders. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft toegelicht dat de inhoud van de verslagen onjuist was. De raad stelt vast dat in die verslagen geen uitlatingen aan personen worden toegeschreven en dus ook niet aan de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige, behoudens een citaat uit eerdere rapportages. Anders dan klaagster stelt, kunnen daarin geen uitlatingen over de belastbaarheid van klaagster worden gelezen. De voorzitter heeft dan ook terecht geoordeeld dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door Mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman,

M. Pannevis, J.J. Trap, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2011.

 

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 22 november 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.