Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2140
Zaaknummer
5897
Inhoudsindicatie
Geen hoger beroep mogelijk tegen beslissing van de raad waarin verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond wordt verklaard.
Uitspraak
18 juli 2011
No. 5897
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
klager
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 2 augustus 2010, onder nummer 10-33, aan partijen toegezonden op 2 augustus 2010, waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 14 april 2010 ongegrond is verklaard. In voornoemde beslissing van de voorzitter van de raad is de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 september 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- schrijven van klager aan het hof van 6 mei 2011.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 mei 2011, waar klager en verweerder zijn verschenen.
3. De beoordeling
3.1 Naar aanleiding van het hoger beroep overweegt het hof als volgt. Art. 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van een verzet gedaan tegen een beslissing van de plv. voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.
3.2 Dit betekent dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen en is het beroep niet-ontvankelijk.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 2 augustus 2010, gegeven onder nummer 10 33.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, J.S.W. Holtrop, G.W.S. de Groot en G.R.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2011.