Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2118

Zaaknummer

R. 3666/11.68

Inhoudsindicatie

 Verzet

Inhoudsindicatie

Geklaagd is over het feit dat de advocaat een zaak niet in behandeling had mogen nemen in verband met zijn gebrek aan expertise op een bepaald rechtsgebied. Voorts wordt de advocaat verweten dat deze buitensporig gedeclareerd heeft.

Inhoudsindicatie

Het verzet wordt ongegrond verklaard. Er is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die onbekend waren ten tijde van het afgeven van de voorzittersbeslissing.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 31 mei 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam, is het dossier op 22 maart 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

1.2 Bij beslissing van 15 april 2011 heeft de voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is eveneens op 15 april 2011 aan partijen verzonden.

1.3 Bij brief van 26 april 2011 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 27 juni 2011, alwaar verweerder is verschenen. Klager is met bericht van verhindering niet verschenen.

 

2. FEITEN

2.1 Klager is lid van de Delftse gemeenteraad voor Leefbaar Delft.

2.2 Klager is betrokken geraakt bij een affaire die betrekking heeft op een subsidie die een voormalig wethouder, de heer B., aan een Delftse horeca-exploitant zou hebben toegezegd voor de exploitatie van twee gondels in de Delftse stadsgracht.

2.3 In de procedure die de heer B. tegen Leefbaar Delft en klager heeft aangespannen, heeft verweerder klager enige tijd bijgestaan.

 

3. DE KLACHT EN HET VERZET

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij de zaak van klager tegen de heer B. niet in behandeling had mogen nemen, gezien zijn gebrek aan expertise op het gebied van vrijheid van meningsuiting. Klager is van mening dat verweerder niet gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klager verwijt verweerder voorts dat hij buitensporig heeft gedeclareerd.

3.2 In het verzet heeft klager opgemerkt dat de voorzitter van de Raad zijn klacht goed heeft begrepen. Kern van de klacht is of verweerder een zaak mocht aannemen op een rechtsgebied waarvan hij geen verstand heeft.

3.3 In het verzet worden geen nieuwe gronden aangevoerd.

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.2 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

4.3 Het verzet is ongegrond.

 

5. BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. R. de Haan,mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 augustus 2011.

 

griffier voorzitter