Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1347

Zaaknummer

10-127

Inhoudsindicatie

Klager is het niet eens met facturen van verweerder. Verweerder schrijft klager in verband daarmee aan en deelt hem mede dat hij overweegt de op de Antillen gevestigde vennootschap van klager in Nederland te dagvaarden en dat de fiscus wellicht benieuwd zal zijn naar zijn argumenten. De raad is van oordeel dat verweerder aldus de grens van het toelaatbare heeft overschreden en legt verweerder een enkele waarschuwing op.

Uitspraak

10-127

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 6 september 2010 heeft mr. R.J.A. Dil, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

vertegenwoordigd door haar directeur [X]

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 29 november 2010.

Klager is niet verschenen en verweerder is wel verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende

samenstelling:

mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann, E.J. Verster en P.R.M. Noppen, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber.

2.

Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt doordat hij heeft gedreigd om vertrouwelijke gegevens die hij van hem had verkregen aan derden door te geven, in het bijzonder aan de belastingdienst.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Verweerder heeft klager bijgestaan in een incassoprocedure ten behoeve van een bedrijf van klager, dat is gevestigd in Curaçao.

Verweerder heeft beslag gelegd onder de afnemer van het bedrijf van klager tot zekerheid van de betaling van de vordering. De afnemer is tijdens de procedure failliet gegaan hetgeen teleurstellend voor klager was.

Verweerder heeft facturen gestuurd voor de door hem verrichte werkzaamheden, die deels zijn voldaan. Klager is het niet eens met de facturen.

Op [….] 2010 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

“Ik heb enige tijd geen aandacht aan onderstaande kwestie kunnen besteden, omdat ik van kantoor verhuisd ben.

(…) Ik heb het debiteurenbeheer thans weer opgepakt en constateer tot mijn spijt dat u nimmer meer gereageerd hebt op onderstaande mail.

Ik stel vast dat de wettelijke rente inmiddels doorgelopen is en dat daarmee mijn vordering weer een stuk hoger geworden is. De deurwaarder had alle stukken al van me ontvangen en kan direct aan de slag. Ik overweeg zelfs om de formeel op de Antillen gevestigde vennootschap in Nederland te dagvaarden omdat u hier uw werkelijke zetel hebt. Wellicht dat de fiscus benieuwd is naar mijn argumenten.”

Uiteindelijk heeft verweerder besloten het bedrijf van klager te dagvaarden op de Nederlandse Antillen.

4.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

Verweerder heeft hem met het schrijven van het e-mailbericht op [….] 2010 willen chanteren en intimideren en hem daarmee tot betaling van de openstaande declaraties willen dwingen. Hij is door dit e-mailbericht erg van slag geweest.

5.

Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:

Hij heeft klager niet gechanteerd en ook niet willen chanteren.

Het bedrijf van klager hield feitelijk kantoor te [plaats].

Toen hij wilde dagvaarden stond hij voor de afweging of hij een procedure op de Antillen moest beginnen, hetgeen extra kosten en inspanningen met zich mee zou brengen, of dat hij in Nederland zou gaan procederen en een eventuele discussie over de al dan niet ontvankelijkheid/bevoegdheid in Nederland zou aangaan. Voor hem zou die laatste weg de gemakkelijkste weg zijn geweest, maar voor het bedrijf van klager zou dat wellicht consequenties hebben gehad. Van zijn afwegingen heeft hij klager deelgenoot willen maken. Tevens heeft hij klager willen waarschuwen.

Hij had er wellicht beter aan gedaan klager niet te betrekken in zijn afwegingen.

Zijn e-mailbericht is mede door de emoties van dat moment tot stand gekomen.

Toen klager hem meedeelde dat hij het e-mailbericht als een vorm van chantage zag heeft hij direct aan klager uitgelegd dat dat niet de bedoeling was van zijn e-mailbericht.

Hij heeft zich erg ingespannen voor klager. Toen het op betalen aankwam gaf klager niet thuis. Dit heeft de nodige irritaties bij hem teweeg gebracht.

Hij heeft klager nimmer geadviseerd over fiscale zaken.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

De raad is van oordeel dat verweerder met de opmerking dat de fiscus wellicht benieuwd zal zijn naar zijn argumenten om het bedrijf van klager in Nederland te dagvaarden, de grens van het toelaatbare heeft overschreden.

Onmiskenbaar had de opmerking de bedoeling druk op klager uit te oefenen om tot betaling van de nota’s van verweerder over te gaan.

Dat verweerder de opmerking in een emotionele opwelling heeft gemaakt, dat hij geïrriteerd was door het gedrag van klager en dat hij nadien aan klager heeft meegedeeld dat zijn opmerking niet bedoeld was om klager te chanteren doet daar niet aan af.

De klacht is gegrond.

Ter zitting heeft verweerder er blijk van gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien. Van belang is voorts dat aan verweerder niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Daarom volstaat de raad met oplegging van na te noemen maatregel.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht is gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 17 januari 2011.

griffier     voorzitter