Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1671

Zaaknummer

11-087A

Inhoudsindicatie

Wraking voorzitter nav uitlatingen tijdens bijeenkomst toegewezen.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 18 mei 2011

in de zaak 11-087A

_______________________________

De wrakingskamer van de raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 14 maart 2011 binnengekomen verzoek van:

mr.

v e r z o e k e r

tot wraking van:

mr. A

voorzitter van de raad van discipline

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij de op 14 maart 2011 per fax en op 15 maart 2011 per post binnengekomen brief van 14 maart 2011 heeft verzoeker verzocht mr. A te wraken als voorzitter van de raad van discipline in de onder nummer 10-269A tegen verzoeker aanhangige tuchtklacht.

1.2 Bij het verweerschrift van 5 april 2011 heeft mr. A.. verweer gevoerd tegen dit verzoek. Mr. A. heeft niet in de wraking berust en heeft verzocht het wrakingverzoek af te wijzen.

2. Feiten

2.1 Op 4 januari 2011 is een op 12 juli 2010 bij de raad binnengekomen klacht van de heer J. tegen verzoeker behandeld. De klacht tegen verzoeker betrof – kort gezegd – de weigering van verzoeker om een op de derdenrekening van zijn kantoor gestort bedrag ad EUR 15.000,= aan de heer J. terug te betalen. De samenstelling van de raad was: mr. A., voorzitter, mr. A. de Groot, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. R.P.F. van der Mark en mr. J.J. Trap, leden, en mr. A. Lof, griffier.

 

2.2 Van de zitting van 4 januari 2011 is proces-verbaal opgemaakt. Na afloop van de zitting werd de uitspraak bepaald op 15 maart 2011.

2.3 Op 9 maart 2011 heeft mr. A. op uitnodiging van het Gerechtshof te Amsterdam een bijeenkomst voor nieuw beëdigde advocaten bijgewoond. Tijdens deze bijeenkomst heeft mr.A. in haar hoedanigheid van voorzitter van de raad van discipline een introductie gehouden over het tuchtrecht voor advocaten. Tijdens de bijeenkomst ontstond een discussie over het tuchtrecht. Tijdens deze discussie heeft mr. A. op verzoek van één van de cursisten haar betoog toegelicht aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden, zonder daarbij namen van partijen te noemen.

2.4 Op een vraag van een cursist wat tot een schorsing zou kunnen leiden heeft mr. A. geantwoord: bijvoorbeeld financiële malversaties. Op de vervolgvraag of mr. A. daar een voorbeeld van zou kunnen geven heeft mr. A. de casus die heeft geleid tot de klacht tegen verzoeker beschreven, wederom zonder daarbij namen van partijen te noemen.

3. Het verzoek tot wraking

3.1 Bij het op 14 maart 2011 bij de raad binnengekomen verzoek tot wraking heeft verzoeker aangegeven mr. A. te willen wraken. Verzoeker heeft daartoe aangevoerd dat mr. A. blijk heeft gegeven van vooringenomenheid door de casus van verzoeker te bespreken aangezien op het moment dat mr. A. de casus van verzoeker besprak tijdens de bijeenkomst op 9 maart 2010 er nog geen uitspraak in de tuchtzaak van verzoeker was gedaan. Verzoeker meent dat er, door de uitlatingen, objectieve vrees voor benadeling bestaat.

4. De beoordeling van het verzoek

4.1 De raad constateert dat het verzoek tot wraking tijdig is ingediend. Het verzoek tot wraking is derhalve ontvankelijk.

4.2 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering worden gedaan indien zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Volgens vaste jurisprudentie wordt de onpartijdigheid van de leden van het rechtsprekende college verondersteld, tenzij uit de aangevoerde feiten of omstandigheden een vermoeden van partijdigheid moet worden afgeleid.

4.3 De raad is van oordeel dat mr. A., door de casus die aan de tegen verzoeker ingediende tuchtklacht ten grondslag ligt tijdens de bijeenkomst van 9 maart 2011 te bespreken voordat uitspraak op die tuchtklacht was gedaan, de schijn heeft kunnen wekken dat de raad niet meer onafhankelijk op de tegen verzoeker ingediende tuchtklacht zou kunnen beslissen. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.4 Ten tijde van de bespreking op 9 maart 2011 van de casus die ten grondslag ligt aan de tuchtklacht tegen verzoeker was nog geen uitspraak gedaan op die tuchtklacht. Daarom was de theoretische mogelijkheid aanwezig dat de raad zijn kennelijk reeds genomen beslissing alsnog zou heroverwegen. Door de casus die aan de tuchtklacht tegen verzoeker ten grondslag ligt te bespreken tijdens de bijeenkomst van 9 maart 2011 heeft mr. A. de theoretische kans in het leven geroepen dat de raad zich niet meer vrij zou achten anders te beslissen, indien één of meer leden van de raad het oordeel van de raad alsnog zouden willen heroverwegen. De rechterlijke onpartijdigheid kan daardoor schade lijden.

4.5 Dat de uitspraak op de tuchtklacht tegen verzoeker op 9 maart 2011 reeds op schrift was gesteld en voor verzending gereed lag maakt een en ander niet anders. Een uitspraak op een tuchtklacht is pas gedaan zodra deze is uitgesproken. Tot die tijd moet de raad de volle vrijheid hebben zijn oordeel te heroverwegen.

4.6 Dat mr. A. geen namen van partijen heeft genoemd bij de bespreking van de casus doet aan het voorgaande niet af. Mr. A. heeft erkend dat zij met het door haar besproken voorbeeld de tuchtzaak van verzoeker heeft bedoeld en bovendien is het voorbeeld kennelijk door tenminste één van de aanwezigen als de tuchtzaak van verzoeker herkend.

4.7 Nu het verzoek gegrond is, moet het verzoek tot wraking van mr. A. worden toegewezen.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline wijst het verzoek tot wraking toe en bepaalt dat de op 12 juli 2010 bij de raad binnengekomen klacht tegen verzoeker opnieuw door de raad zal worden behandeld in een andere samenstelling.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Roëll, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.E. van der Molen, mr. B. Roodveldt en mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. J. Meuleman als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 mei 2011.

 

 

voorzitter         griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.