Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2124

Zaaknummer

R. 3572/10.202

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. De klacht betreft een beweerdelijke uitlating van verweerder tijdens een zitting bij de Raad van Discipline in een andere klachtzaak van klagers tegen verweerder. De klacht is door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard. Bij de behandeling van het verzet verzoeken klagers om als getuigen te horen de leden van de Raad die de betreffende zitting hebben bijgewoond. Daar een van die leden deel uitmaakt van de kamer die het verzet beoordeelt, wordt beslist tot verwijzing naar een nader te bepalen zitting, waarbij het verzet opnieuw behandeld zal worden in een gewijzigde samenstelling van de Raad.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 4 en 9 mei 2010 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden, alwaar het is binnengekomen op 30 november 2010.

1.2 Bij beslissing van 10 december 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 14 december 2010.

1.3 Per fax van 26 december 2010 hebben klagers verzet ingesteld.

1.4 Bij brief van 11 mei 2011 hebben klagers stukken in het geding gebracht.

1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.6 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 oktober 2011, alwaar klager sub 2 en verweerder zijn verschenen. Klager sub 2 heeft pleitno-tities overgelegd.

 

2. FEITEN

2.1 Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

2.2 De Raad heeft ambtshalve kennis genomen van het proces-verbaal van de zitting van 3 mei 2010, dat in de betrokken klachtzaak (R.3355/09.187, het proces-verbaal vermeldt abusievelijk R.3342/09.187)) aan klagers en verweerder is toegezonden.

 

3. DE KLACHT EN HET VERZET

3.1 Klagers verwijten verweerder dat hij zich onbetamelijk heeft gedragen door op de zitting van 3 mei 2010 de Raad van Discipline wijs te maken respectievelijk op de mouw te spelden dat klager sub 2 als fiscaal jurist de fiscaliteit rond een Zwitserse nummerrekening (van derden) had kunnen regelen vanwege goede contacten sinds 2007 als klokkenluider bij het Ministerie van Financiën. Klagers zijn van mening dat verweerder de Raad ter zitting van 3 mei 2010 ernstig heeft misleid over de fiscaliteit en mogelijkheden van erfgenamen die tekeningsbevoegdheid weigeren op de fiscale escapades van hun ouders. Verweerder heeft door zijn stelling wederom de Edelweiss estate planning en de-fiscaliseer keten verlengd en verdedigd en heeft zich als advocaat onbetamelijk gedragen.

3.2 In het verzet hebben klagers hun bezwaren gehandhaafd. Zij zijn van mening dat verweerder tijdens de zitting van 3 mei 2010 de Raad heeft “belazerd” door te stellen dat klager sub 2 vanwege zijn goede contacten bij het Ministerie van Financiën kon inkeren voor de zwart spaarjaren van de cliënte van advocate mr. X.

 

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 Ter zitting van 31 oktober 2011 hebben klagers, met het oog op het bewijs van de beweerdelijke uitlating van verweerder, de Raad verzocht te bepalen dat als getuigen zullen worden gehoord de leden van de Raad die zitting hebben gehad op 3 mei 2010.

4.2 De voorzitter van de Raad heeft ter zitting meegedeeld dat de Raad daarover een beslissing zal nemen.

4.3 Uit het proces-verbaal van de zitting van 3 mei 2010 blijkt dat het lid van de Raad mr.  W.  deel uitmaakte van de Raad in de samenstelling die op 3 mei 2010 zitting had.

4.4 Met het oog op de rechterlijke onpartijdigheid zal de Raad, in de samenstelling zoals vermeld aan het slot van deze beslissing, niet op het verzet en het daarin door klagers aan de orde gestelde bewijsaanbod beslissen.

4.5 De Raad zal de behandeling van het verzet aanhouden tot een nader te bepalen zitting. Alsdan zal het verzet opnieuw behandeld worden, waarna kan worden beslist op het verzet, daaronder begrepen het verzoek van klagers tot het horen van getuigen.

Desgewenst kunnen klagers en verweerder bij die behandeling opnieuw aanwezig zijn.

 

5. BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 bepaalt dat de behandeling van het verzet zal worden heropend en voort-gezet op een nader te bepalen zitting van de Raad;

 houdt iedere verdere beslissing aan.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. C.A. de Weerdt en mr. E.J. van der Wilk, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2011.

 

griffier voorzitter